03pi02_bulletin

Bulletin 3

Pagina 14
Jaargang 8, april 2005
Werkgeversaansprakelijkheid
Zelfstandig verhaalsrecht
Buitengerechtelijke kosten
Pagina 11
Pagina 19
PIV-Jaarconferentie 2005
Schadebeperkingsplicht
PIV Audit 2005 en verder
Pagina 20
PIV Overeenkomst BGK
Werkgeversaansprakelijkheid. AVB
HR 5 november 2004, LJN-Nr. AP1463 (Verpleeghuis de Lozerhof)

Op 13 oktober 1998 overkwam een activiteitenbegeleidster in dienst van een psychogeriatrisch verpleeghuis tijdens de uitvoering van haar werkzaamheden een ongeval. De acti-viteitenbegeleidster werkte op dat moment al ruim 11 jaarin dienst van De Lozerhof. Terwijl zij door een gang vanhet verpleeghuis liep, zwaaide een zeer grote en forsepatiënt met het syndroom van Korsakov met kracht eentoiletdeur open, waardoor zij de deur tegen zich aankreeg. Het betrof een extra brede deur van een toilet -geschikt voor rolstoelgebruikers - die naar buiten toeopenzwaaide. De breedte van de deur bedroeg 1,17 meter,terwijl de gang in totaal 1,97 meter breed was. Op de deurzat wel een dranger, maar deze heeft dit ongeval kennelijkniet kunnen voorkomen. Relevant was nog dat in het ver-pleeghuis de toiletdeuren naar buiten opendraaiden, ter- slaande toiletdeuren in de gang van een verpleeghuis een wijl vrijwel alle andere deuren naar binnen opengingen.
gevaarlijke situatie opleverden. Bovendien had De Na het ongeval had de AVB-verzekeraar van De Lozerhof Lozerhof naar het oordeel van de kantonrechter onvol- een expert een rapport laten opstellen. Als mogelijke doende redenen aangevoerd, waarom niet in redelijkheid maatregel ter voorkoming van een ongeval zoals zich had van haar kon worden verlangd dat de toiletten van schuif- voorgedaan, noemde de expert het plaatsen van schuif- deuren. Het hoofd administratie van De Lozerhof hadaangegeven dat een dergelijke maatregel financieel niet haalbaar was. De vrouw stelde haar werkgever De Het Gerechtshof Den Haag bekrachtigde bij arrest van Lozerhof op grond van art. 7:658 BW aansprakelijk voor 20 juni 2003 het vonnis van de kantonrechter. Volgens het haar uit dit ongeval voortvloeiende letselschade.
hof was er sprake van een gevaarlijke situatie, nu er slechts80 cm vrije ruimte in de gang overbleef ingeval van een Kantonrechter
volledig openzwaaiende toiletdeur. Het plaatsen van een De Kantonrechter Den Haag had bij vonnis van 22 april schuifdeur had deze gevaarlijke situatie kunnen voorko- 2002 aansprakelijkheid van De Lozerhof aangenomen. De men. Nu vaststond dat sprake was van een gevaarlijke kantonrechter vond dat dergelijke naar buiten open- situatie, diende De Lozerhof - gelet op art. 7:658 BW - aan >
Raad van Advies
J. C. van der Harst heeft in verband met vervroegd pensioen met
ingang van 15 april 2005 afscheid genomen als Manager
Personenschade van Achmea Personenschade. Hij heeft vanaf de
oprichting van het PIV zowel een constructieve als een stimulerende
en humorvolle rol gespeeld in de Raad van Advies en trad verschil-
lende keren op als examinator voor de module Kennis van de PIV
Opleiding voor Gevorderden. Daarnaast was hij lid van de
Adviesgroep Regres en de Geschillencommissie Schadeverzekeraars

van het Verbond van Verzekeraars. Zijn plaats in onze raad wordt
ingenomen door H. Knijpstra - Manager Achmea Personenschade.
Mr. P. A. den Ouden - tot voor kort Manager Juridische Zaken en
Letselschaden van Nationale-Nederlanden - heeft in verband met

Ten geleide
het aanvaarden van een andere functie binnen NN de Raad van
Advies verlaten. Hij was in PIV verband uiterst actief in onder
andere de werkgroep collectieve mediastrategie, de whiplashdenk-
tank en had zitting in de stuurgroep Opleiding en Register van

Medische Deskundigen (ORMED). De heer Den Ouden wordt in de
raad opgevolgd door mevrouw drs. P. de Veld - Manager
Letselschade Nationale-Nederlanden.

Redactieraad (foto 041593-014)
Mr. H. W. C. van Wees gaat wat gas terugnemen en heeft zich
inmiddels teruggetrokken als lid van de Redactieraad en het team
dat elk jaar opnieuw de inhoudelijke zaken van de PIV
Jaarconferentie voor zijn rekening neemt. Wél zal hij betrokken blij-

ven bij een van de voornaamste denktanks van het PIV, het Kennis-
Overleg PIV (KOP).

PIV staf
Per 1 februari 2005 is J. J. Daniëls - Consultant Letselschade van
Allianz Nederland Schadeverzekeringen - op parttime basis als advi-
seur toegetreden tot het PIV. Vanaf 1998 is hij in PIV verband voor-
zitter van de Raad van Advies, het Kennis-Overleg PIV (KOP), de
Examencommissie en maakt deel uit van de PIV werkgroep
Hersenletsel Jonge Kinderen en de Adviesgroep Regres van het
Verbond van Verzekeraars.

vervolg van pagina 1
te tonen dat zij aan haar zorgplicht jegens haar werk- het voorbijgaan door de openzwaaiende wordt getroffen.
neemster had voldaan. Omdat echter door De Lozerhof Het gaat daarbij in wezen om twee aspecten die onverbre- onvoldoende was gesteld of bewezen dat het plaatsen van kelijk met elkaar samenhangen. Voor het overige is het een schuifdeur niet mogelijk was dan wel dat dit oneven- oordeel van het hof in deze zaak zozeer verweven met redig hoge kosten met zich zou hebben meegebracht, was waarderingen van feitelijke aard, dat het in cassatie niet op zij in die bewijsopdracht niet geslaagd en daarmee aan- juistheid kan worden getoetst. Het oordeel van het hof is sprakelijk voor de schade van de werkneemster.
volgens de Hoge Raad niet onbegrijpelijk en behoefdegeen nadere motivering.
Hoge Raad
Ook oordeelt de Hoge Raad, “dat de omstandigheid dat De Hoge Raad laat de beslissing van het hof in stand. Het geen enkel bouwvoorschrift, noch enige arbo-richtlijn of hof heeft geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvat- NEN-norm zich verzet tegen het bewerkstelligen en hand- ting door te oordelen, dat er bij de vastgestelde breedte haven van de situatie zoals deze zich in het verpleeghuis van de gang (1,97 m) en van de deur (1,17m) sprake is voordeed en dat deze situatie ter plaatse alledaags is, niet van een gevaarlijke situatie. Kennelijk en niet onbegrijpe- eraan afdoet dat de situatie in de gang van het verpleeghuis lijk heeft het hof in aanmerking genomen dat, naarmate voor de toepassing van art. 7:658 BW als gevaarlijk kan door het openzwaaien van de deur de doorgang ter plaatse kleiner wordt, een groter gevaar ontstaat dat iemand in P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5
vervolg van pagina 2
Conclusie A-G Spier
De Hoge Raad deelt - zoals hierboven aan de orde is geko- Advocaat-Generaal Spier heeft - voorafgaand aan het arrest van de Hoge Raad - eveneens tot verwerping van De conclusie van de A-G is ook om een andere reden inte- het cassatieberoep van de werkgever geconcludeerd.
ressant voor de claimbeoordelaars bij AVB-verzekeraars.
Zoals gebruikelijk gaat Spier uitgebreid in op de feiten en Spier laat namelijk zijn licht schijnen over het door de omstandigheden van de casus. Hij geeft een goede samen- achterliggende AVB-verzekeraar namens De Lozerhof vatting van de ontwikkeling in de rechtspraak van de gevoerde verweer. In overweging 4.8 van zijn Conclusie Hoge Raad vanaf 1980 over werkgeversaansprakelijkheid stelt hij: “In deze procedure heeft De Lozerhof (of vermoede- en beroepsziekten. Tot eind vorige eeuw leek het er op lijk veeleer haar WA-verzekeraar) in tamelijk krasse bewoor- basis van de jurisprudentie op, dat de in art. 7:658 BW dingen betoogd dat niet kan worden staande gehouden dat vervatte schuldaansprakelijkheid inmiddels in haar prakti- zij tekort geschoten is. Onder 2.3.2 wordt een aantal van sche uitwerking een risicoaansprakelijkheid dicht bena- haar stellingen geciteerd. Deze en dergelijke uiteenzettingen derde. Vervolgens stelt Spier zich de vraag of sedertdien treffen we in het gehele dossier in feitelijke aanleg aan. Zij een kentering is opgetreden. Hij doet dit door middel van een uitgebreide analyse van de begin deze eeuw gewezen De onder 2.3.2. geciteerde stellingen zijn de volgende: arresten HR 4 oktober 2002, NJ 2004, 175 (Laudy/Fair “Het zou (.) niet alleen getuigen van Amerikaanse toestan- Play); HR 16 mei 2003, NJ 2004, 176 (Dussarduyn/Du den maar ook van een infantilisering van het recht, wanneer Puy); en HR 12 september 2003, NJ 2004, 177 een plicht zou worden aangenomen om werknemers te (Peters/Hofkens) - respectievelijk bekend als het ‘brood- waarschuwen voor zoiets banaals en alledaags als de moge- mesarrest’, ‘dakdekkersarrrest’ en ‘koffievlekarrest’.
lijkheid van een openzwaaiende deur.”; “Moet men de werk- De A-G concludeert dat de laatste jaren in de rechtspraak nemer beschouwen als een klein kind en moet het (aanspra- inderdaad sprake is van een zekere koersverlegging. Er kelijkheids)recht daarom op infantiel niveau worden wordt met name wat meer nadruk gelegd op de eigen ver- gebracht?”; “Hoewel zich hier misschien (lees: een zekere antwoordelijkheid van de werknemer. Onrealistische ver- rechtspolitieke correctheid (namelijk de wens om aan slacht- plichtingen worden de werkgever niet opgelegd. Volgens offers compensatie te verschaffen) doet gevoelen, moet en Spier gold dat laatste in het algemeen ook al onder de mag naar de mening van De Lozerhof gewoon gezegd wor- vigeur van de oudere rechtspraak, maar het kwam daarin den dat het onzinnig is om voor al dat soort normale wellicht wat minder pregnant naar voren. Dat is thans anders geworden, aldus Spier. Hij acht de gesignaleerde Dat Spier niet veel opheeft met dergelijke retoriek, valt kleine koerscorrectie van de Hoge Raad begrijpelijk en reeds af te leiden uit de formulering van de hierboven verstandig. Art. 7:658 BW is geen risicoaansprakelijkheid.
geciteerde overweging. Hij vindt de benadering van De Het past in de huidige tijdgeest bestaande aansprakelijk- Lozerhof in zoverre nog wel begrijpelijk, dat uit de recente jurisprudentie van de Hoge Raad duidelijk is geworden De vraag of de werkgever in een concreet geval aan zijn dat art. 7:658 BW niet de panacee is voor ieder arbeidson- zorgverplichting heeft voldaan, is volgens Spier in hoge geval of iedere beroepsziekte. Spier wil best toegeven dat mate feitelijk en daarmee onttrokken aan toetsing in cas- er in de zaak tegen De Lozerhof wellicht sprake is van een satie. Spier attendeert op de verschillen in de feiten grensgeval. Hij vindt echter niet dat het hof in deze zaak omtrent de toedracht van het ongeval die aan de casus het onmogelijke of onredelijke van de werkgever heeft van De Lozerhof ten grondslag lagen en de feiten zoals die gevergd. Er waren in dit geval reële mogelijkheden aanwe- waren in de door hem aangehaalde arresten ‘Broodmes’, ‘Dakdekker’ en ‘Koffievlek’. In de laatste drie arresten Spier veroorlooft zich in dit verband nog “een enigszins stond vooral de waarschuwingsverplichting van de werk- speculatieve opmerking”: “In kringen van sommige WA-ver- gever centraal. Met name in ‘Broodmes’ en ‘Koffievlek’ zekeraars (en hun advocaten) lijkt de mening te hebben ging het om ongevallen die, heel kort gezegd, verband postgevat dat de haan der victorie heeft gekraaid. En wel in hielden met betrekkelijk alledaagse handelingen van de dier voege dat Uw Raad een aanzienlijke stap heeft terugge- werknemer. In de zaak van De Lozerhof houdt de schade zet. De onder 2.3.2. geciteerde en allerlei andere uitlatingen geen (relevant) verband met enige handeling van de werk- van Lozerhof lijken in die richting te wijzen. De bewoordin- nemer. De schade overkomt haar als het ware, omdat een gen waarin Lozerhof zich in deze zaak heeft geuit, doen m.i. ander (een ‘bewoner’ van Lozerhof) een deur in haar vermoeden dat sommige WA-verzekeraars op zoek zijn naar gezicht doet komen. Spier ziet hier eerder een parallel met het verkennen van de grenzen (zoals zij die zien) hetgeen er HR 19 oktober 2001, NJ 2001, 663 (PTT/Baas), de zaak allicht toe leidt dat benadeelden in een aantal gevallen erg van de postbesteller die in een impuls een wegwaaiend lang moeten wachten op vergoeding van hun schade en de poststuk achterna liep, met ernstige gevolgen. Dat er in de lijdensweg van een lange procedure moeten doormaken. zaak van De Lozerhof sprake is van een gevaarlijke situatie, Onderdeel 6 van de conclusie van Spier willen wij hieron- acht Spier op grond van de door het hof bijgebrachte der integraal weergeven. Het betreft immers een signaal gronden niet onbegrijpelijk. Het oordeel van het hof is dat hij met name lijkt te willen afgeven aan verzekeraars zozeer verwezen met een waardering van de feiten, dat het die vrezen voor ‘Amerikaanse toestanden’: in cassatie nauwelijks met vrucht kan worden bestreden.
“Onder 3.2.3 gaf ik al aan dat Lozerhof de onderhavige vor- >
P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5
vervolg van pagina 3
dering rubriceert onder het angstaanjagende kopje beoordeling van een claim toe dienen te zetten. Het refe- “Amerikaanse Toestanden”. Nu is dit sowieso een wat rentiekader wordt als duidelijk verondersteld. Het uit- gevaarlijke uitdrukking. Het voert te ver daarop thans verder gangspunt ‘C’est le ton qui fait la musique’ lijkt ook hier te in te gaan. Belangrijker is dat zij het spook oproept van een worden bevestigd. Al te krasse bewoordingen bij verweer cascade van claims ten gevolge van schades van personen die tegen een betwistbare claim dragen in de eerste plaats niet in de uitoefening van hun werkzaamheden tegen opens- bij aan een gemotiveerde weerlegging van de stellingen laande deuren zijn terechtgekomen. Hoewel deze procedure van de eisende partij. Zij oogsten bovendien slechts fron- onmiskenbaar feitelijk wordt gevoerd door de WA-verzeke- sende wenkbrauwen bij derden die geacht worden zo raar van Lozerhof, is - zoals te doen gebruikelijk - geen enkel objectief mogelijk over de uitkomst van de gerechtelijke cijfer op tafel gelegd. Het zal daarom vermoedelijk wel mee- procedure te beslissen. Men kan zich beter op de kern van vallen. Zou het evenwel gaan om grote aantallen dan zou het verweer richten en wat dat betreft heeft De Lozerhof - dat onderstrepen dat daadwerkelijk sprake is van een gelet op art. 7:658 BW - kennelijk verzuimd voldoende gevaarlijke situatie. Het zou daarom slechts steun bieden aan te tonen dat zij voldoende voorzorgsmaatregelen had voor ‘s Hofs oordeel. Zou daarentegen geen sprake zijn van genomen om redelijkerwijs aan haar zorgplicht jegens veelvuldig voorkomende schades als de onderhavige, dan haar werkneemster te kunnen voldoen.
betekent dat niet dat daarom geen sprake is van een gevaar- Vergelijk in deze zin bijvoorbeeld het recente vonnis van lijke situatie. Gelukkig verwezenlijkt een gevaar zich relatief de Kantonrechter Almelo 8 februari 2005 - zaaknr. 159440 zelden. Bovendien zou aansprakelijkheid in dit scenario geen CV EXPL 308/04 - betreffende een werknemer die onbe- reëel probleem in het leven roepen. Werkgevers hebben de wust de zwenkinrichting van een minihijskraan bediende mogelijkheid zich - bij mijn weten in het algemeen voor en daardoor bekneld raakte tussen de deurstijl van de redelijke premies - tegen wettelijke aansprakelijkheid door verzekering te dekken. Incidenteel voorvallende schades De rechtbank oordeelde - op grond van een gemotiveerde behoeven daarmee allerminst problematisch te zijn.” uiteenzetting namens de werkgever waarom hij niet wastekortgeschoten in de nakoming van zijn zorgverplichting Commentaar
- dat sprake was van een ongelukkige samenloop van Het arrest in de zaak van De Lozerhof is zeer bepaald omstandigheden welke dermate onvoorzienbaar was, dat door de specifieke feitelijke omstandigheden van het daarmee bij het treffen van veiligheidsmaatregelen geen geval. Kantonrechter en hof kwamen tot de conclusie dat er in dit concrete geval sprake was van een gevaarlijke Vergelijk in deze zin eveneens een recent vonnis van de situatie. De Lozerhof heeft die gevaarlijke situatie in stand Kantonrechter Bergen op Zoom d.d. 2 maart 2005, rolnr.
gehouden en niet of onvoldoende gemotiveerd aangege- 04-1469. Het PIV-Kennisnet geeft als samenvatting: “Een ven waarom geen maatregelen zijn getroffen om de accountmanager bezoekt een beurs; wanneer hij zijn compu- gevaarlijke situatie op te heffen of te voorkomen. Daarmee ter op een steekkarretje naar binnen rijdt, schiet de spin, stond de schending van de zorgplicht door De Lozerhof waarmee de computer is vastgemaakt los, waardoor hij een jegens de activiteitenbegeleidster die letsel opliep vast en oog verliest. Hij stelt zijn werkgever aansprakelijk. De kan- er sprake van aansprakelijkheid op grond van art. 7:658 tonrechter overweegt dat nu er geen getuigen zijn van het voorval het op de weg van eiser zou liggen om de door hem De Hoge Raad heeft in dit arrest geen nieuwe rechtsregel gestelde toedracht te bewijzen. Echter, ook al zou benadeelde geformuleerd voor de beoordeling van werkgeversaan- slagen in het bewijs dan betekent dit nog niet, dat gedaagde sprakelijkheid. Bij de beantwoording van de vraag of een als werkgeefster tekort zou zijn geschoten in de op haar rus- werkgever is tekortgeschoten in zijn zorgverplichting tende wettelijke zorgplicht. Het gaat bij een steekkarretje met jegens een werknemer, behoudt de feitenrechter een ruime spin immers om algemeen gangbare gebruiksmiddelen, mate van vrijheid om de feiten en omstandigheden van waarvoor naar het oordeel van de kantonrechter geen nadere instructie van de zijde van de werkgever nodig is. De steek- Art. 7:658 BW strekt ertoe te bewerkstelligen dat de werk- kar noch de spin vertoonde enig gebrek. Het gebruik van een nemer tegen het oplopen van schade wordt beschermd steekkarretje met spin is ook niet bij wet verboden. Van voor zover als redelijkerwijs in verband met de aard van tekortschieten in de uitoefening van haar zorgplicht door de de arbeid gevorderd kan worden. Het artikel beoogt niet werkgever is geen sprake. De kantonrechter wijst de vorde- een absolute waarborg te scheppen tegen het gevaar dat de werknemer schade lijdt tijdens de uitoefening van zijn Bij het bovenstaande mag overigens niet vergeten worden, werkzaamheden. Dit volgt uit de door A-G Spier bespro- dat AVB-schadebehandelaars bij verzekeraars natuurlijk ken arresten ‘Broodmes’, ‘Dakdekker’ en ‘Koffievlek’. Dit is vele zaken op jaarbasis te beoordelen krijgen. Daartussen nog eens bevestigd in het arrest HR 9 juli 2004, LJN-Nr.
zitten ‘alle smaken’: van voor iedereen duidelijke zaken die AO8171 (Oost/Brands), de zaak van de vrachtwagen- in goed overleg met de belangenbehartiger van de bena- chauffeur die op een bouwplaats uitgleed over losliggend deelde partij worden geregeld, tot claims waarbij de bena- deelde partij - ondanks goed gemotiveerde betwisting Het zal schadebehandelaars bij AVB-verzekeraars en hun namens de verzekeraar van de werkgever - niet wil aanne- advocaten eens te meer duidelijk zijn waar zij zich bij de men dat er geen sprake is van werkgeversaansprakelijk- P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5
vervolg van pagina 4
heid en een gerechtelijke procedure aanhangig maakt. De goed te adviseren omtrent hetgeen rechtens geldt en al te tot aan de Hoge Raad uitgeprocedeerde zaken van ‘het hooggespannen verwachtingen omtrent schadevergoeding Broodmes’, ‘de Dakdekker’, ‘de Koffievlek’ en ‘de te temperen. Ook de A-G onderkent dit, naar wij afleiden Uitglijdende vrachtwagenchauffeur’, zijn voorbeelden uit uit zijn stelling dat vastgehouden moet worden aan de de laatste categorie. Een groot aantal zaken komt echter vaste koers dat de feitenrechter een ruime beoordelings- nooit voor de rechter. Ofwel omdat ze in der minne wor- marge heeft. Ook sluiten wij aan bij zijn woorden dat het den geschikt, dan wel omdat de schadelijdende partij zich nu eenmaal niet mogelijk is om regels te formuleren die wel bij een goed gemotiveerde weerlegging van de claim concreet houvast bieden voor allerlei zaken in de grijze zone. Immers, met die constatering zijn wij precies weer Het doet deugd dat Spier in noot 65 bij zijn conclusie aangeland bij de aanvang van de vorige alinea, waarin wij constateert dat de bijdragen in de PIV-Bulletins 2003, 01, refereerden aan het feit dat behandelaars bij AVB-verzeke- 05 en 07 zeer voorzichtig zijn geformuleerd. Dat is wat raars nu juist per definitie te maken krijgen met een veel- ons betreft ook niet zo vreemd want - zoals hopelijk ook heid aan claims in dat grijze gebied. Wat het PIV betreft uit de onderhavige bijdrage weer mag blijken - wij onder- hoeft Spier dus niet te vrezen (overweging 4.16) voor kri- schrijven feitelijk hetgeen ook door Spier in zijn conclusie tische opmerkingen onzerzijds dat er geen lijn zou zitten voorafgaand aan het arrest van de Hoge Raad inzake De in de rechtspraak en in zijn conclusies. Wat de doctrine Lozerhof is gesteld. Dat er in het PIV-Bulletin ruime aan- ervan zal zeggen zullen de andere vakbladen uitwijzen.
dacht aan de arresten ‘Broodmes’, ‘Dakdekker’ en Dat overigens de wetgever allicht iets zou kunnen beteke- ‘Koffievlek’ is besteed, hebben wij zelf overigens niet nen voor de beoordeling van zaken in de ‘grijze zone’, zozeer ervaren als ‘het kraaien der victorie’. Wij zien het heeft Lebbing betoogd in zijn bijdrage “Eigen schuld en als een bevestiging dat een terecht gemotiveerd verweer werkgeversaansprakelijkheid” in PIV-Bulletin 2005, 02.
van (de aansprakelijkheidsverzekeraar namens) de werk- Voor wat betreft de veronderstelling van de A-G dat het gever, in door art. 7:658 BW beheerste gevallen door de met ‘Amerikaanse Toestanden’ wel zal meevallen (onder- rechter nog steeds wordt gehonoreerd. Een visie die aan- deel 6 van zijn conclusie), dagen wij iemand vanuit de sluit bij de constatering van Spier in zijn conclusie, dat er verzekeringswereld uit daaraan een ‘Column van .’ te wij- vóór de eeuwwisseling een tendens viel waar te nemen, den. Wie de handschoen wenst op te nemen, kan dat mel- waarbij ervan werd uitgegaan dat werkgeversaansprake- den bij het secretariaat van het bulletin. In dat geval hoopt lijkheid op grond van art. 7:658 BW in haar praktische de redactieraad dat wellicht Spier zelf zich vervolgens zal uitwerking een risicoaansprakelijkheid dicht benaderde.
melden voor een ‘Column van .’ als reactie. Dit omdat hij Ten onrechte, zoals wij allen weten na de in verband met doet vermoeden daarover de nodige gedachten te hebben het arrest HR De Lozerhof nog maar weer eens besproken ontwikkeld, doch zijn conclusie voor De Lozerhof leent arresten van ná de eeuwwisseling. In hoedanigheid van zich er niet voor verder in te gaan op de verondersteld (bij) PIV (aangesloten verzekeraars) verkennen wij niet onverzekerbare gevolgen van ‘Amerikaanse toestanden’.
zozeer de grenzen van afwijzing. Wij houden vast aan de ot slot nog dit: het zal de vakmensen in onze markt niet grens van hetgeen rechtens is. Vanuit ons perspectief gin- ontgaan zijn dat er inmiddels een nieuwe bron is ont- gen de kwesties, welke aan de gerechtelijke procedures sprongen waaruit wij voor de letselschaderegeling rele- inzake ‘het Broodmes’, ‘de Dakdekker’, ‘de Koffievlek en ‘de vante jurisprudentie kunnen putten. Het betreft de Sdu- Uitglijdende vrachtwagenchauffeur’ ten grondslag lagen, uitgave Jurisprudentie Aansprakelijkheid, afgekort als ‘JA’.
over die grens heen, hetgeen door de Hoge Raad is beves- Het hier besproken arrest is opgenomen als nummer 9 tigd. Daarbij is niet in kwestie dat de verzekeraars ervoor van 2005 in aflevering 1, 17 februari 2005. Dat komt dus hebben gekozen om een benadeelde met de lijdensweg neer op de voor de markt thans nog betrekkelijk nieuwe van een lange procedure op te zadelen. Ons inziens heb- verwijzing naar de vindplaats: HR 5 november 2004, JA ben derhalve ook de deskundige belangenbehartigers van de benadeelde partij een duidelijke rol, om benadeelden P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5
Met het oog op de toekomst(schade),
samen naar een oplossing
Verslag eerste lustrum PIV Jaarconferentie

voldoende voeling voor personenschade en teveel gerechtshoven, die kennelijk elk hun eigen ideeën hebben.
Bovendien ontbreekt het aan voldoende op personen-schade toepasbare wetgeving.
Ook de wetenschap laat zich niet ongemoeid. Meningenworden veelvuldig in het openbaar gegeven en gepubli-ceerd wordt er genoeg, maar men wil er toch maar niet inslagen met feitelijk inhoudelijke suggesties te komen.
De hele branche zal deze wirwar van belangen tochondergeschikt moeten maken aan het grootste gezamen-lijke belang. Immers, een benadeelde heeft er niet alleenrecht op dat hij op een maatschappelijk verantwoordemanier en binnen een redelijke termijn de geleden schadevergoed krijgt, maar dient ook als belangrijkste partij teworden gezien. Normering van een aantal voor sommigen Op vrijdag 18 maart 2005 bezochten bijna 300 personen ondergeschikte processen kan veel onnodige vertraging en de vijfde PIV-Jaarconferentie in Congrescentrum Oud Om de willekeurige richtingen en daardoor even willekeu-rige uitkomsten van het huidige proces van de personen- Na een welkomstwoord van mr. F. Theo Kremer - direc- schaderegeling te illustreren, gebruikte Den Hollander aan teur van het PIV - nam de dagvoorzitter, prof. mr. J. H.
het einde van zijn spreektijd een fragment van een televi- Wansink - hoogleraar verzekeringsrecht, Verzekerings- sieprogramma waar Nederland ooit massaal voor thuis- instituut EUR - de leiding. Omdat het hier om een feeste- bleef, de caviabak van Fred Oster van Avro’s WieKent Quiz.
lijke bijeenkomst ging, was gekozen voor een andere opzetdan men van het PIV gewend is. Geen stemrondes en Visie van een belangenbehartiger op enkele stemkastjes deze keer: de deelnemers werden uitgenodigd tijdens de lunchpauze middels witte en groene knikkers Mevrouw mr. G. M. van Wassenaer - Beer Advocaten - aan te geven wat zij over vijf jaar op het gebied van de hield een niet minder fel betoog en wees op een aantal personenschade gerealiseerd wilden zien en wat zij ver- misverstanden in de branche wat betreft de schadebeper- wachtten dat de realiteit dan zou zijn.
kingsplicht van de benadeelde. Omdat voor aansprakelijk-heid een ander regime geldt dan voor sociale verzekerin- Ochtendsessie
gen, zal een verzekeraar - wanneer de betrokkene zijn best De toekomst van personenschade; waarom makkelijk doet zijn schade te beperken - daar iets tegenover moeten stellen. Het is wel erg makkelijk na een ongeval kritiek te Mr. H. J. den Hollander - Fortis ASR - hield een pittig leveren op de genomen stappen om te schade te beperken betoog vol kritische opmerkingen, waarbij hij niet en zeker als die kritiek uit de hoek van de veroorzaker schuwde de hand in de boezem van de eigen achterban te komt. Waarom nemen verzekeraars een aantal zaken waarmee een benadeelde te maken krijgt niet zelf in dek- In de media wordt vrij negatief geoordeeld over de manier king of wordt een deel van de vergoeding niet in natura waarop verzekeraars zouden proberen de regeling van per- voldaan? Dat is toch veel efficiënter en daardoor goedko- sonenschadeclaims zo lang mogelijk uit te stellen en daar- per? Ook het afkopen ineens kan helpen traumatische probleemveroorzakers - als het soms eindeloos gekissebis Belangenbehartigers zouden slechts uit zijn op eigen over details - te ondervangen. Bij de berekening van het financieel gewin en hun cliënten zowel slechte voorlich- verlies van arbeidsvermogen zouden onderwerpen als ting als slechte dienstverlening geven.
beroep, lengte van de carrière voor het ongeval, preëxis- Waar een klein land groot in denkt te zijn: dat er zoveel tentie, de financiële positie en de samenstelling van het tegenstrijdigheid is in arresten, vindt zijn oorzaak vooral gezin moeten prevaleren boven de thans gehanteerde en in het feit dat er in Nederland te weinig rechters zijn met vaak volkomen willekeurig gekozen gegevens, zoals statis- P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5
vervolg van pagina 6
tieken, familieanamnese en detectivewerk richting werk-gevers en (oud)collega’s.
Bewijslast en mededelingsplicht bij toekomst-schadeMr. J. Ekelmans - Ekelmans & Meijer Advocaten - wees erop dat wat betreft de mededelingsplicht de bewijslast tochaltijd ligt bij de benadeelde. Net als in de vaderlandsegeschiedenis is het zonder lering trekken uit het verledenschier onmogelijk de juiste stappen te nemen in hetheden. Bovendien gaat art. 6 van het Europees Verdragvoor de Rechten van de Mens niet alleen uit van de priva-cybescherming van benadeelden, maar ook van het recht van verzekeraars op gelijke toegang tot informatie. Doorhet afleggen van de eed van Hippocrates zijn medisch loop van het spel meedeelde niet langer van zijn diensten adviseurs gebonden aan geheimhoudingsplicht en ver- strekken zij de verzekeraars niet meer dan de absoluutnoodzakelijke informatie. Spreker verwees hiervoor naar Middagsessie
de website van de Interdisciplinaire Werkgroep Medische Na de theepauze deed NMI-Mediator Letselschade Deskundigen, www.rechten-vu.nl/iwmd. Het is niet meer H. Brink - Univé - verslag van de parallelsessies en de dan redelijk dat beide partijen beschikken over dezelfde resultaten daarvan. In geen enkele sessie kon de casus worden opgelost. Er was slechts sprake van positionering-gesprekken waarbij oud zeer uit het verleden een hoofdrol Verfrissend was dat de deelnemers tijdens de overigens speelde. Een onafhankelijk mediator kan vanaf de zijlijn prima verzorgde lunch werden verrast met muzikale partijen tot elkaar brengen en laten vertrekken vanuit een accenten verzorgd door een violiste en een accordeoniste.
gezamenlijk belang door ontstane verschillen van inzicht Zij liepen van tafel naar tafel en onderbraken zo hier en (men vindt de standpunten van de andere partij al gauw daar speels discussies. Het duo zorgde ook tijdens de bor- ‘te grijs voor woorden’) bespreekbaar te maken, knopen rel na afloop voor een feestelijke omlijsting.
door te hakken over wat wel en wat niet reëel of relevantis en de wederzijdse belangen inzichtelijk in kaart te bren- Aansluitend aan de lunch werd in parallelsessies een casusbehandeld over een inmiddels afgehandelde postwhiplash traumazaak, die zich bijna elf jaar had voortgesleept.
Mr. G. H. J. Hulsbergen re - Pi-advice en NMI-Mediator Onder begeleiding van een NMI-Mediator Letselschade Letselschade - legde uit wat mediation voor de personen- moest een eindgesprek worden gehouden tussen de bena- schaderegeling als alternatieve vorm van geschillenoplos- deelde en diens belangenbehartiger enerzijds en de verze- sing inhoudt. De formule van de zeven V’s is ‘een keraar en diens personenschadebehandelaar anderzijds.
Vrijwillig door alle partijen - en steeds in samenspraak Tijdens de sessie moest men komen tot een voor alle par- met de benadeelde - gegeven Volmacht om Vormvrij en tijen bevredigende schaderegeling, daarvan de gezamen- op Vertrouwelijke basis door partijen Verplichte inspan- lijke uitgangspunten beschrijven en - als men tot een ning te laten doen voor een Voorlopig staakt het vuren dat oplossing kwam - aangeven wat partijen zolang verdeeld Vrijblijvend leidt tot een vaststellingsovereenkomst’.
Mediation kan vastgelopen processen vlottrekken en Bij een van deze sessies was ik aanwezig. Na soms felle dis- zowel de schade van de benadeelde als de schadelast van cussies speelden twee ‘verzekeraars’ en twee ‘belangenbe- hartigers’ respectievelijk de rol van maatschappij/behan-delaar en benadeelde/belangenbehartiger. Alhoewel het om een rollenspel ging, bleek dat partijen in het vuur van Van een interview met de benadeelde, diens belangenbe- het debat al snel vergaten een rol te spelen en zich steeds hartiger en de verzekeraar in een onder begeleiding van meer opstelden zoals zij dat in de praktijk gewend zijn.
een mediator de afgehandelde zaak waarop de in de Saillant ‘detail’ was dat de benadeelde amper bij het parallelsessies behandelde casus was gebaseerd, werd een gesprek werd betrokken en voor hem bestemde vragen indrukwekkende video vertoond. Daarin kreeg de bena- maar al te vaak werden gericht tot zijn belangenbeharti- deelde uitgebreid de gelegenheid zijn door de jaren heen opgebouwde frustraties van zich af te praten.
Dat ook de belangenbehartiger zijn cliënt amper betrok Dat het elf jaar heeft moeten duren om het schaderege- bij het gesprek en - zonder overleg - een van de eerste lingsproces af te handelen, kwam vooral door communi- aanbiedingen van de aansprakelijke partij zonder meer catiestoornissen, langdurig en vaak ‘op de man gespeeld’ aanvaardde, leidde er zelfs toe dat de betrokkene in de getouwtrek over details en vooral het bijna ontbreken van >
P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5
vervolg van pagina 7
persoonlijk contact tussen de benadeelde en de verzeke- kon niet veel zinnigs zeggen over wat de deelnemers raar. Waarschijnlijk door het steeds aantreden van een hopen én verwachten van de personenschaderegeling in andere behandelaar werd het dossier steeds dikker en voor 2010. Van de 1.800 knikkerstemmen waren er slechts 850 uitgebracht. Zou het dan toch meer om de knikkers gaan Confronterend was de gedachte hoe het ooit zo ver heeft dan om het spel? Het zou niet verbazen, wanneer er bin- kunnen komen. Het is waardevol daaruit de les te trekken nenkort in Nederland een nieuwe knikkerrage is.
dat het verdraaid moeilijk is maatschappelijk verantwoordeen letselschadezaak af te wikkelen, zonder persoonlijk In zijn slotwoorden drong de dagvoorzitter er bij de aan- contact met de benadeelde en op basis van papieren wezigen op aan met alles wat zij die dag hebben gehoord en waargenomen ook daadwerkelijk iets te doen. Iedereen Zowel de benadeelde, de belangenbehartiger als de verze- kan zijn eigen verantwoordelijkheid nemen door zelf een keraar verdienen een pluim dat zij op een zo indringende push te geven. Ook belangenbehartigers hebben hun manier met ‘de billen bloot’ hebben durven gaan.
beslismomenten. Waarom komt er geen ‘spoorboekje’voor de letselschaderegeling? Het mooiste geschenk voor Wat zou men ‘willen’ dat er in 2010 is bereikt en wat Theo Kremer als directeur van het PIV bij het tweede lus- ‘denkt’ men dat er in 2010 zal zijn bereikt? trum van de PIV Jaarconferentie zou de vaststelling zijn Wat betreft de uitslag van de ‘knikkerstemming’: Wansink dat er na vandaag veel positiefs is gebeurd.
Zelfstandig verhaalsrecht en verjaring:
civiel plafond wijst de weg
HR 1 april 2005, AS6006, C04/030HR

ring van een eigen zelfstandig verhaalsrecht lange tijd geen eenduidige opvatting. Aan deze discussie lag het bijzon-dere karakter van het vorderingsrecht ten grondslag.
Kenmerkend van het zelfstandig verhaalsrecht is enerzijdsdat er geen overgang van de vordering heeft plaatsgevon-den alvorens verhaal kan worden gepleegd. Er wordt dusgeen recht van de benadeelde uitgeoefend, zoals bij subro-gatie het geval is, maar er is sprake van een eigen recht.
Het verhaal op grond van het zelfstandig recht mag ander-zijds echter niet zover reiken dat de aansprakelijke partijmeer zou moeten vergoeden dan hij naar burgerlijk rechtschadevergoedingsplichtig is, het zogenaamde civiele pla-fond.
Dit tweeledige karakter (eigen recht/civiel plafond) bete- Inleiding
kende voor wat betreft de verjaring voer voor juristen.
De Hoge Raad heeft een belangrijk arrest gewezen voor Zeer kort samengevat en zonder bronvermelding gingen wat betreft de verjaring van een zelfstandige verhaalsvor- dering. Het arrest is niet alleen relevant voor het verhaal (i) het hier een zelfstandige vordering betrof, onderwor- van gemaakte ziektekosten op grond van art. 83b ZFW, maar ook voor verhaalsvorderingen op grond van de arti- (ii) art. 3:306 BW van toepassing zou zijn met een verja- kelen 90 WAO, 2 VOA, 52a ZW, 69 WAZ, 61 Wajong en 75 ringstermijn van twintig jaar omdat het geen vorde- ring tot vergoeding van geleden schade betrof maar In de literatuur en jurisprudentie bestond zowel ten aan- zien van het regime als het aanvangstijdstip van de verja- (iii) de vijfjarige verjaringstermijn van art. 3:310 BW van P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5
vervolg van pagina 8
toepassing zou zijn en wel vanaf de dag dat er be- standpunt dat de vordering van ZAO was verjaard.
talingen door de regresnemer waren verricht; Aangevoerd werd dat de vrouw de schade en de aanspra- (iv) de vijfjarige verjaringstermijn van art. 3:310 BW van kelijk geachte persoon omstreeks het moment dat de toepassing zou zijn met de bekendheid van de regres- schadelijke gebeurtenis plaatsvond kende (21 januari nemer omtrent schade en aansprakelijke persoon als 1994), doch in ieder geval op het moment dat zij de aan- sprakelijkstelling verzond (3 maart 1994). Voornoemde (v) er moest worden aangeknoopt bij de verjaringster- data dienden ook als uitgangspunt voor de beoordeling mijn van de vordering van de benadeelde.
van de vordering van ZAO, nu de werking van het civieleplafond maakte dat de aansprakelijke partij ten opzichte Hoge Raad Bijlsma/ABP
van ZAO niet in een ongunstiger positie kon komen te Bij arrest van 31 mei 2002 - NJ 2004, 161, zie ook Van verkeren dan zij ten opzichte van de vrouw zou hebben Wees in PIV-Bulletin 2002, 7 - waarin het een op art. 2 verkeerd. Voorgaande stellingen impliceerden dat de verja- VOA gebaseerde vordering betrof, maakte de Hoge Raad ring reeds was voltooid vóór de stuitingsbrief van ZAO een einde aan de discussie welk regime van toepassing zou zijn en werd voor wat betreft de zelfstandige verhaalsvor- ZAO daarentegen stelde zich op het standpunt dat er dering gekozen voor toepassing van art. 3:310 BW. De sprake was van een zelfstandig vorderingsrecht voor de Hoge Raad verwees hierbij nadrukkelijk naar het civiele verjaring waarvan beslissend is op welk tijdstip zij bekend plafond: het verhaalsrecht mag er niet toe leiden dat de was met de schade en aansprakelijke persoon. Volgens aansprakelijke persoon in een slechtere positie zou komen ZAO was dit tijdstip gelegen in oktober 1998.
te verkeren dan waarin hij zou hebben verkeerd, indien hij Rechtbank en hof oordeelden dat het om de vordering door de getroffene zelf tot schadevergoeding zou zijn aan- van ZAO ging en dat in het licht van art. 3:310 BW de gesproken. Dit gold volgens de Hoge Raad niet alleen voor wetenschap van de crediteur doorslaggevend was. Volgens de hoogte van de vordering maar ook voor de lengte van het hof zou de rechtsvordering van ZAO enkel verjaard zijn, indien ZAO in de periode van 21 januari 1994 tot 9 Vanaf dat moment was derhalve duidelijk dat een regres- juni 1994 zowel met de schade als met de aansprakelijke vordering verjaart door verloop van vijf jaren na de aan- persoon bekend was geworden. De Hoge Raad besliste vang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade alsmede de daarvoor aansprakelijkepersoon bekend is geworden. Na voornoemd arrest res- De Hoge Raad
teerde echter nog de vraag om wiens bekendheid het ging.
“Uit de toepasselijkheid van art. 3:310 lid 1 BW vloeit voort Alleen om die van de ‘benadeelde’ regresnemer of (ook) dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de verjaring van de die van de rechtstreeks benadeelde zelf? Op deze vraag is rechtsvordering van een ziekenfonds aanvangt met ingang de Hoge Raad inmiddels ingegaan en wel in een medische van de dag volgende op die waarop het zowel met de schade aansprakelijkheidszaak, waarin overigens naast het verja- als met de aansprakelijke persoon bekend is geworden. Dit ringsaspect ook interessante overwegingen voorkomen ten neemt echter niet weg dat het strookt met het in art. 83b aanzien van in ziekenhuizen aanwezige protocollen, zowel Zfw neergelegde civiele plafond aan te nemen dat een aan- voor wat betreft de inhoud als het gebruik hiervan.
sprakelijke persoon zich jegens het ziekenfonds erop kanberoepen dat het niet een rechtsvordering kan instellen die reeds zou zijn verjaard, zo deze niet door het ziekenfonds Op 21 januari 1994 beviel een vrouw middels een keizer- maar door de getroffene zelf zou zijn ingesteld. Dit wordt snede in het ziekenhuis. Het was artsen en verplegend per- mede hierdoor gerechtvaardigd dat aldus geen moeilijk te soneel bekend dat zij overgevoelig was voor penicilline. De verklaren verschil bestaat met de situatie waarin degene die gynaecoloog gaf tijdens de bevalling opdracht tot toedie- de door de getroffene geleden schade heeft vergoed en op ning van Augmentin, hetgeen als contra-indicatie toepas- grond van art. 248 K wordt gesubrogeerd in diens vordering sing bij overgevoeligheid voor penicilline heeft. Na toedie- op de aansprakelijke persoon, nu immers de verweermidde- ning kreeg de vrouw een heftige allergische reactie, raakte len van deze ingevolge art. 6:145 BW onverlet blijven. Te in coma en liep hersenletsel op. ZAO, alwaar de vrouw bedenken valt hierbij nog dat uit de wetsgeschiedenis van tegen ziektekosten was verzekerd, maakte in verband met art. 83b Zfw niet valt af te leiden dat een verschil is beoogd tussen deze bepaling en het voordien ook op het verhaals- De vrouw ging bij brief van 3 maart 1994 tot aansprake- recht van een ziekenfonds toepasselijke art. 284 K.” lijkstelling over. ZAO echter eerst bij brief van 9 juni 1999.
Volgens de Hoge Raad is dus niet alleen van belang of De (verzekeraar van de) gynaecoloog stelde zich op het ZAO voor 9 juni 1994 bekend was met de schade en de P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5
vervolg van pagina 9
aansprakelijke persoon, maar ook of de vrouw voor 9 juni Hoge Raad mijns inziens tot een effectieve debiteuren- bescherming gekomen.
De kans, dat een vordering van de regresnemer reeds ver- Civiel plafond als corrigerende factor
jaard is voordat hij zelf bekend is met de verhaalbaarheid, In geval van een zelfstandige verhaalsvordering moet der- is overigens niet groot. Bedacht dient te worden dat in halve eerst worden vastgesteld of de vordering van de re- verzekeringsvoorwaarden voor verzekerden veelal de ver- gresnemer is verjaard waarbij de wetenschap van de regres- plichting is opgenomen de verzekeraar informatie te ver- nemer doorslaggevend is en daarna - binnen het kader schaffen die met het oog op verhaalsvorderingen van van het civiele plafond - of een correctie nodig is. Met belang is. Ook wordt op een schadeformulier doorgaans andere woorden: de bekendheid van de regresnemer met de vraag gesteld of er een aansprakelijke partij aanwezig is.
de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon wordt In ieder geval doet de regresnemer er goed aan zijn zaken tot uitgangspunt voor de verjaring genomen, maar het zodanig te organiseren dat hij tijdig weet of er iets te ver- civiele plafond brengt mee dat aan de regresnemer kan worden tegengeworpen dat de vordering reeds verjaard Indien de regresnemer eerder met de schade en de daar- zou zijn, indien deze door de benadeelde zelf zou zijn voor aansprakelijke persoon bekend is geworden dan de ingesteld. Aldus kan de regresnemer niet méér vorderen benadeelde - hetgeen in verband met de aanwezige exper- dan de benadeelde, maar ook niet langer dan de bena- tise niet ondenkbaar is - gaat het door de Hoge Raad geformuleerde uitgangspunt op dat de verjaring aanvangt De Hoge Raad laat voorts weten dat er op deze wijze geen met ingang van de dag volgende op die waarop het zowel moeilijk te verklaren verschil meer bestaat met de situatie met de schade als met de aansprakelijke persoon bekend is waarin art. 284 K van toepassing is. Denk aan de particu- liere ziektekostenverzekeraar. Immers, overgang van een A-G Spier wijst in zijn (lezenswaardige) conclusie nog op vordering laat ingevolge art. 6:145 BW de verweermidde- de problemen die mogelijk kunnen ontstaan als de bena- len onverlet, dus ook een verjaringsverweer in verband deelde zelf inmiddels is overleden, in coma is geraakt of met bekendheid van schade en aansprakelijke persoon bij met de noorderzon is verdwenen. Alsdan zal niet kunnen de eerste crediteur. Op dit punt is een gelijkstelling met worden vastgesteld wanneer de benadeelde subjectief met subrogatie bereikt. Uit de wetsgeschiedenis is volgens de de schade en de aansprakelijke persoon bekend is gewor- Hoge Raad ook niet af te leiden dat de wetgever een ver- den. Ook kan gedacht worden aan het geval waarin het de benadeelde niets kan schelen en er van zijn kant geen Gelet op het voorgaande kan het voorkomen dat de enkele moeite wordt gedaan om de aansprakelijke persoon rechtsvordering van een regresnemer reeds is verjaard te achterhalen. Het komt mij voor dat er in dergelijke voordat de regresnemer zelf bekend is met de verhaalbaar- gevallen (uitsluitend) gekeken kan en dient te worden heid van de uitkering. Verjaring dient echter de rechtsze- naar de wetenschap van de regresnemer. Het correctieme- kerheid en tevens ter bescherming van de debiteur tegen chanisme treedt alsdan niet in werking.
verouderde aanspraken. De positie van de aansprakelijke Al met al raakt het hobbelige pad van de verjaring partij mag niet verslechteren door het verhaalsrecht en behoorlijk geplaveid en kan er nog bezwaarlijk worden door middel van aansluiting bij het civiele plafond is de gesproken van een ‘instituut in de steigers’ P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5
Schadebeperkingsplicht. Benutbare
verdiencapaciteit. Statistisch materiaal
Rb. Maastricht 26 mei 2004 en 13 oktober 2004, zaaknr. 89291/HA ZA 04-60

Op 1 mei 1991 vond een aanrijding plaats, waarbij een op dat moment 21-jarige kraamverzorgster letsel opliep aan haar rechterknie. De aansprakelijkheid werd door deWAM-verzekeraar van de veroorzaker van het verkeerson- naar een deeltijdbaan zou hebben moeten overgaan, dan geval erkend. De vrouw heeft gesteld dat zij blijvend letsel wel zich zou moeten hebben laten omscholen.
aan haar knie ondervindt, waardoor zij haar werk als Desalniettemin heeft de verzekeraar getracht een bijdrage kraamverzorgster niet meer full-time, maar nog slechts te leveren aan een voorspoedige reïntegratie, onder meer voor 50 % zou kunnen uitvoeren. De verzekeraar heeft door inschakeling van een adviesbureau dat de capacitei- betwist dat er door de vrouw meer schade is geleden dan ten en interesses van de vrouw in kaart heeft gebracht. Zij de door verzekeraar reeds betaalde voorschotten van ruim bleek onder meer geschikt om administratieve functies te € 30.000. De verzekeraar heeft dit standpunt gebaseerd op verrichten, alsook andere niet kniebelastende beroepen.
de navolgende relevante feiten en omstandigheden, welke Volgens de verzekeraar is het echter aan de passieve hou- zich in de periode tussen ongevaldatum en de op 11 ding van de vrouw te wijten geweest, dat het gestarte reïn- december 2003 namens de vrouw uitgebrachte dagvaar- tegratietraject niet tot concrete plannen en successen heeft geleid. Zo heeft de verzekeraar bemiddeld bij het tot stand De vrouw is in de periode 1 mei 1991 tot 3 juni 1991 komen van een stageplaats waarmee de vrouw zich een arbeidsongeschikt geweest. Nadat zij op 3 juni 1991 haar beter beeld zou kunnen vormen omtrent administratief werk als kraamverzorgster weer full-time had hervat, heeft werk. De stageplaats werd door de vrouw echter ongemo- zij zich op vanaf 11 september 1991 weer arbeidsonge- tiveerd van de hand gewezen. Een combinatie van stage schikt gemeld in verband met knieklachten. De diagnose met haar parttime werk als kraamverzorgster wilde zij niet was een posttraumatische chondromalacie. Per 9 septem- proberen. Evenmin wilde zij een full-time administratieve ber 1992 werd de mate van arbeidsongeschiktheid in het functie zoeken. Pas ruim vijf jaar na ongevaldatum, in de kader van de WAO vastgesteld op 80-100 %. Omdat zij zomer van 1996, startte de toen inmiddels 27-jarige vrouw echter in aangepaste vorm doorwerkte, zij werd ingezet bij met een omscholingscursus tot receptioniste bij Instituut gezinnen die gelijkvloers woonden, kreeg zij geen uitke- Schoevers. Na de opleiding zou zij weer op full-time basis ring. Het loon werd door de werkgever volledig doorbe- aan de slag kunnen op een ten minste vergelijkbaar ver- taald. Er is dan ook tot op dat moment geen sprake dienniveau als dat van kraamverzorgster. De verzekeraar geweest van schade wegens verlies van arbeidsvermogen.
heeft geparticipeerd in de kosten van de opleiding.
Vanaf 11 augustus 1993 heeft de Gemeenschappelijke Coulancehalve heeft de verzekeraar ermee ingestemd dat Medische Dienst (GMD) het verlies aan verdiencapaciteit de vrouw deze tweejarige opleiding in drie jaar, dus medio vastgesteld op 0 %. De vrouw werd geschikt geacht om 1999, succesvol mocht zien af te ronden. Zonder de verze- met passende functies een zelfde inkomen te verdienen als keraar daarin te kennen, heeft de vrouw echter op enig dat van een full-time kraamverzorgster. Vanaf 4 november moment de opleiding afgebroken en ging zij een opleiding 1993 heeft de werkgever de vrouw een veranderd dienst- tot secretarieel medewerker volgen. Ook deze opleiding verband aangeboden, van 50 %. De verzekeraar heeft rondde zij uiteindelijk echter niet af, waarbij zij weigerde gemotiveerd betwist dat de verminderde inzetbaarheid bij herexamens te doen teneinde te trachten het diploma als- de werkgever in causaal verband stond met het aan de nog te behalen. Ook had de vrouw gesteld dat zij de oplei- vrouw overkomen ongeval van 1 mei 1991. Daarvoor ding(en) zou hebben afgebroken omdat zij geen affiniteit speelden meerdere facetten een rol, zoals organisatorische zou hebben met personal computers (PC). Deze stelling mogelijkheden voor de werkgever en het aanbod van strookte echter niet met de uitkomst van het hierboven werk. Tevens bleek uit het rapport van de GMD dat de aangehaalde onderzoek naar haar capaciteiten en interes- vrouw was aangewezen op rugsparende arbeid op grond ses en leek ook moeilijk te rijmen met haar participatie van een preëxistente scoliose, doch hierover weigerde de aan een PC-project bij haar werkgever.
vrouw zich nader uit te laten. Echter aangezien eenkraamverzorgster haar rug veelvuldig dient te belasten, Genoemde feiten en omstandigheden leidden ertoe dat de was duidelijk dat de vrouw ook in de hypothetische situ- verzekeraar zich op het standpunt stelde dat de vrouw in atie - dat het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden - strijd met haar schadebeperkingsplicht handelde. Daarbij >
P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5
vervolg van pagina 11
ook in acht genomen het feit dat de GMD per 1 december deelde naar het oordeel van de rechtbank gehouden, om 1993 het verlies aan verdienvermogen had gesteld op 0 %, datgene te doen wat onder de omstandigheden in redelijk- hetgeen correspondeert met minder dan 15 % arbeidson- heid van haar kan worden gevergd om de schade te beper- geschiktheid. De verzekeraar betwistte dat er sprake was ken. Indien zij hierin toerekenbaar tekortschiet dient zij de van ongevalgerelateerde schade wegens verlies van arbeids- daarmee verband houdende schade zelf te dragen. De ver- vermogen. Hetgeen te meer betwistbaar was, gelet op de zekeraar is dan niet aansprakelijk voor de verdere niet ongevalgerelateerde rugproblematiek die in de situatie geclaimde inkomensschade. Ingevolge de hoofdregel van het ongeval weggedacht ook een rol zou zijn gaan spelen art. 150 Rv draagt de verzekeraar de bewijslast van de stel- bij de beroepskeuze. De vrouw kon naar de mening van de ling dat benadeelde de schadebeperkingsplicht niet heeft verzekeraar in deze concrete situatie niet volstaan met het nageleefd. De rechtbank oordeelt dat op grond van de accepteren van een 50 % dienstverband en van verzekeraar hierboven door verzekeraar genoemde omstandigheden verlangen om de andere 50 % tot in de verre toekomst aan genoegzaam is komen vast te staan dat de vrouw toere- te vullen inclusief veronderstelde pensioenschade. Zij moet kenbaar is tekortgeschoten in haar verplichting haar in staat worden geacht om in een andere passende functie schade te beperken. Bovendien stelt de rechtbank vast dat een gelijk inkomen als in de kraamzorg te realiseren. Daar genoegzaam is komen vast te staan dat er sprake is van kwam bovendien nog bij, dat de vrouw op 12 november 1997 een kind had gekregen, waardoor de verzekeraar zich De rechtbank stelt de vrouw in de gelegenheid om aan te erop beriep dat het een feit van algemene bekendheid is, tonen dat zij tevergeefs inspanningen heeft verricht om op dat vrouwen na gezinsvorming niet meer full-time aan het de arbeidsmarkt te geraken. Dan wel feiten en omstandig- arbeidsproces deelnemen, met name niet in de zorgsector.
heden op grond waarvan die inspanningen niet van haar Uit de rechtspraak blijkt voldoende het belang van statisti- konden en kunnen worden gevergd. In dit verband wil de sche gegevens bij de beoordeling van de redelijke verwach- rechtbank ook een nadere toelichting krijgen, waarom de tingen ten aanzien van de beoordeling van hypothesen en vrouw de opleiding niet heeft afgerond en waarom zij geen de begroting van schade. Al met al had de vrouw kennelijk gebruik heeft gemaakt van de aangeboden stageplaats.
reeds in 1993 haar prioriteiten dermate bijgesteld, dat zij Ter uitvoering van dit vonnis stelt de vrouw allereerst dat genoegen nam met een teruggang van full-time naar 50 %, de onregelmatige werktijden in de kraamzorg in de weg in de baan die zij ten tijde van het ongeval vervulde. Dat is stonden aan een door de verzekeraar geregelde stageplaats.
een vrije keuze van de vrouw, doch het niet benutten van Verder stelt zij dat verzekeraar ervan zou hebben afgezien bestaande restcapaciteit kan niet voor rekening van de ver- dat zij zich full-time beschikbaar stelde, zolang haar stu- dieresultaten voldoende bleven. Voor wat betreft het niet Met de uiteindelijk op 11 december 2003 uitgebrachte voltooien van haar opleiding bij Schoevers herhaalt zij dat dagvaarding vorderde de vrouw een verklaring voor recht, zij geen affiniteit heeft met computers. Verder stelt zij dat dat de verzekeraar verplicht was om naast reeds uitge- de verzekeraar achter bleef met betalingen en afspraken keerde bedragen van in totaal ruim € 30.000 verdere (toe- tot begeleiding naar de arbeidsmarkt niet nakwam. Zij komst)schade te vergoeden. De hoogte van de schade stelt dat zij zich niettemin volledig heeft ingezet en acht werd daarbij (nog) niet nader begroot. De verzekeraar dat gestaafd door vijf deelcertificaten voor onderdelen van stelde zich op het standpunt dat er geen sprake meer was de opleiding welke zij wel behaald heeft. Tot slot overlegt van voor vergoeding in aanmerking komende schade die zij twee sollicitatiebrieven uit december 1995 en een in causaal verband zou staan met het ongeval van 1 mei 1991. Bovendien dat het, gelet op het feit dat er al jaren Op 13 oktober 2004 wijst de rechtbank eindvonnis.
sprake was van een medische eindtoestand, voor bena- Volgens de rechtbank leiden deze stellingen niet tot de deelde mogelijk moest zijn om haar schade nader te con- conclusie dat de vrouw aan haar schadebeperkingsplicht cretiseren. Tijdens een comparitie van partijen heeft de heeft voldaan. Dat geldt volgens de rechtbank te meer voor vrouw aangegeven dat zij van mening was, met name de in deze zaak relevante periode van na circa april 1999, schade wegens verlies van arbeidsvermogen te hebben derhalve nagenoeg acht jaar na ongevaldatum, tot waaraan geleden “uit het na eind 1998, althans medio 1999 ten de bevoorschotting door verzekeraar heeft plaatsgevonden.
opzichte van een full-time dienstverband als kraamverzorg- De rechtbank onderbouwt haar oordeel als volgt: “aan ster gederfd inkomen”, en vorderde zij dat verzekeraar dit voormeld oordeel ligt ten grondslag, dat [de vrouw] in het kader van haar schadebeperkingsplicht in beginsel verplichtwas om zich aan de gewijzigde situatie aan te passen en voor Rechtbank
zover redelijkerwijs mogelijk zelf een volledig inkomen te Bij tussenvonnis van 26 mei 2004 stelt de rechtbank vast, genereren, ook indien dat in plaats van een baan in de dat het meest verstrekkende verweer van de verzekeraar kraamzorg een andere - kniesparende - baan zou betekenen. erop neer komt, dat eventuele inkomensschade na 1999 Uit alleen twee sollicitatiebrieven d.d. 20 december 1995 en voor rekening van de vrouw zelf dient te komen, omdat een nieuwe arbeidsovereenkomst d.d. 28 mei 2002 ter zake zij restcapaciteit niet heeft aangewend in een andere pas- wederom een parttime dienstverband blijkt niet - behoudens sende functie en aldus niet heeft voldaan aan haar schade- bijzondere omstandigheden die zijn gesteld noch gebleken - beperkingsplicht. Op grond van art. 6:101 BW is de bena- dat [de vrouw] die verplichting heeft nageleefd”. P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5
vervolg van pagina 12
Verder geeft de rechtbank nog aan dat de keuze van de daar een voorbeeld van. Door de verzekeraar waren de vrouw om tot haar nieuwe parttimebaan in de kraamzorg nodige tegenprestaties verricht, terwijl de benadeelde werkzaam te blijven, gegeven haar verplichting tot aanpas- anderzijds niet bereid bleek om zich naar redelijkheid en sing en zonder nadere toelichting welke in dit geval ont- billijkheid aan de situatie na ongeval aan te passen.
breekt, niet zonder meer als redelijk kan worden Het vonnis is overeenkomstig de - ook door Van beschouwd. De bereidheid van de verzekeraar om af te Wassenaer aangehaalde - jurisprudentie van de Hoge Raad, zien van volledige beschikbaarheid disculpeert evenmin, met name HR 15 mei 1998, NJ 1998, 624 (Vehof/Helvetia) omdat dit slechts gold voor de duur van de opleiding en en HR 13 december 2002, NJ 2003, 212 (B./Olifiers).
daaraan de voorwaarde verbonden was van voldoende Om een citaat uit het laatstgenoemde arrest dat tevens ver- studieresultaten. Het veronderstelde ontbreken van affini- wijst naar het eerstgenoemde arrest aan te halen: “Op de teit met computers kan een verklaring zijn voor het benadeelde partij rust de bewijslast ter zake van de schade ondanks volledige inzet niet afronden van de opleiding, waarvan zij vergoeding vordert, en dit geldt ook voorzover zij maar niet voor het feit dat de vrouw het gelaten heeft bij deze vordering baseert op verlies van toekomstige inkomsten slechts twee sollicitatiebrieven in 1995 en een nieuwe - uit arbeid. Het Hof heeft dan ook ten onrechte de gemoti- veerde ontkenning door de arts van de stelling van patiënte Hiermee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat dat zij nog tot haar zestigste levensjaar full time zou hebben de vrouw toerekenbaar is tekortgeschoten in de naleving gewerkt, aangemerkt als een stelling waarvan de bewijslast op van haar schadebeperkingsplicht en wel zodanig dat er hem rust. De vraag of de benadeelde schade heeft geleden geen sprake meer is van een verdere schadevergoedings- door verlies van toekomstige inkomsten uit arbeid, moet wor- verplichting van de verzekeraar. Indien er al sprake zou den beantwoord door vergelijking van de feitelijke inkomens- zijn van ongevalgerelateerde schade wegens verlies van situatie na het schade veroorzakende voorval met de hypo- arbeidsvermogen na april 1999, dan komt de schadever- thetische situatie bij het wegdenken daarvan. Bij zulk een goedingsverplichting op grond van het bepaalde in art.
vergelijking komt het aan op de redelijke verwachting van de 6:101 BW geheel te vervallen. Volgens de rechtbank vervalt rechter omtrent toekomstige ontwikkelingen.” de vergoedingsplicht ook reeds op grond van het bepaalde Verder is voor wat betreft de ook in de onderhavige zaak in art. 6:98 BW, daar het inkomensverlies na april 1999 aan de orde gekomen waarde van statistisch materiaal een niet langer als gevolg van het ongeval aan de verzekeraar verwijzing naar HR 14 januari 2000, NJ 2000, 437 (Van moet worden toegerekend, maar aan omstandigheden die Sas/Interpolis) op zijn plaats: “Bij het begroten van de voor rekening van de vrouw zelf komen. De vordering schade bestaande in het verlies aan arbeidsvermogen moet rekening worden gehouden met een redelijke verwachtingomtrent toekomstige ontwikkelingen; de rechter kan met het Commentaar
verlies van keuzemogelijkheden weliswaar zoveel mogelijk in Tijdens de PIV-Jaarconferentie 2005 verdedigde Van het voordeel van het slachtoffer rekening houden doch zulks Wassenaer dat niet te snel de schadebeperkingsplicht aan brengt niet mee dat moet worden uitgegaan van de moge- een benadeelde mag worden tegengeworpen. Ze haalde lijkheid van het slachtoffer (lerares) om tot het bereiken van een mooi citaat aan van Lord Mac Millan: “It is often easy de leeftijd van 65 jaar te blijven werken. Het is aan de fei- after an emergency has passed to criticise the steps which tenrechter voorbehouden om goede en kwade kansen m.b.t. have been taken to meet it, but such criticism does not come well from those who have themselves created the emergency”. Als voorbeeld van een (andere) casus uit de lagere recht- Zij gaf aan dat zij de keuzevrijheid van de benadeelde par- spraak waarin het belang van statistische gegevens wordt tij een belangrijk goed acht en dat het aansprakelijkheids- benadrukt, wordt op deze plaats verwezen naar een vonnis recht een ander bestel is dan bijvoorbeeld het systeem van van de Rechtbank Zwolle d.d. 28 februari 2001, zaaknr./rolnr.
sociale verzekeringen. Zij stelde daarbij ook dat het vol- 50794/HA ZA 99-963, dat op zowel PIV-Kennisnet als doen aan de schadebeperkingsplicht een tegenprestatie www.stichtingpiv.nl is gepubliceerd. Verder zijn Hof Arnhem 11 april 1995 en 7 mei 1996, VR 1996, 209 een De door haar geformuleerde uitgangspunten zijn valide.
voorbeeld van rechtspraak waarin het overgaan van full- In de schaderegelingspraktijk zijn zij ook zeer bruikbaar, time naar parttime werk na het krijgen van kinderen aan mits de benadeelde terecht en oprecht handelt op basis de orde is gekomen. Rechtbank Den Bosch 28 april 2000, van wederkerigheid van die uitgangspunten. Raakt de VR 2001, 5 tenslotte, illustreert net als de in dit artikel wederkerigheid zoek, dan zal de rechter het standpunt van besproken casus, dat van schade wegens verlies van een aansprakelijke verzekeraar dat de schadebeperkings- arbeidsvermogen geen sprake is, indien de eisende partij plicht is geschonden honoreren. De onderhavige casus is P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5
Buitengerechtelijke kosten,
reikwijdte art. 6:96 BW
HR 18 februari 2005, C03/185HR, LJN-Nr. AR6164

(sub b) en de redelijke kosten ter verkrijging van voldoe- ning buiten rechte (sub c), behoudens voorzover in hetgegeven geval krachtens art. 241 Wetboek van BurgerlijkeRechtsvordering (Rv) de regels betreffende de proceskos-ten van toepassing zijn.
Kosten van voorbereiding van de dagvaarding, processtukkenen kosten ter instructie van de zaak (feitengaring door eenadvocaat, juridische analyse, bewijsgaring) vallen onder debepalingen uit Rv met betrekking tot de proceskosten. Eenproceskostenveroordeling is een forfaitaire vergoeding dieveelal leidt tot een niet-volledige vergoeding. Art. 6:96 lid 2BW daarentegen geeft aanspraak op volledige van de werke-lijk gemaakte (advocaat)kosten ter verkrijging van voldoe- Inleiding
ning buiten rechte, voorzover deze redelijk zijn. Het hier te bespreken arrest heeft betrekking op eenbrandzaak, niet op een letselzaak. Gezien de oordelen van de Hoge Raad met betrekking tot de buitengerechtelijke Op 6 februari 1996 ontstond brand in de bedrijfsgebou- kosten is het arrest echter voor de (personen)schaderege- wen van [Eiseressen]. Het betrof een tuinbouwbedrijf dat ling door verzekeraars van belang. In het buitengerechte- zich hoofdzakelijk bezighield met het produceren van wit- lijke schaderegelingstraject en in rechte zorgt deze post lof. Ten tijde van de brand werd het bedrijf geëxploiteerd voor de nodige discussie. De grondslag voor de vordering door een vader en diens drie zonen die allen aandelen tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten dient te hadden via eigen houdstermaatschappijen. In [Eiseressen] worden gevonden in de wet, onrechtmatige daad of over- waren de bedrijfsgebouwen ingebracht. De bedrijfsgebou- eenkomst. De verzekeraar is vaak de partij die de buiten- wen waren sinds 1994 tegen brand verzekerd bij Aegon.
gerechtelijke kosten van de benadeelde dient te voldoen.
[Eiseressen] meldden de brandschade direct bij Aegon. De In voorkomende gevallen, met name in dekkingskwesties voor partijen optredende taxateurs taxeerden de schade bij en polisgeschillen, maar ook in geval van onrechtmatig akte van taxatie van augustus 1996 op ƒ 9,1 miljoen. Als handelen door de benadeelde, kan ook de verzekeraar ver- voorschot op de definitieve schade-uitkering voldeed goeding van buitengerechtelijke kosten vorderen. Ten aan- Aegon een bedrag van ƒ 1,8 miljoen aan [Eiseressen].
zien van toewijzing en begroting van buitengerechtelijke Aan de taxatie van de schade ging uitgebreid onderzoek kosten bestaat in de praktijk (in rechte) een belangrijke vooraf door een technisch expertisebureau. De expert sprak in het kader van het onderzoek tevens met voor- Art. 6:96 lid 2 sub b en c BW regelt de vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De vergoeding is gerelateerd De polisvoorwaarden van Aegon bepaalden onder meer: aan de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets. Vereist is “6.1. Zodra de verzekeringnemer kennis draagt van een dat, in de gegeven omstandigheden, de kosten redelijk zijn gebeurtenis die voor de maatschappij tot een verplichting tot en de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzake- uitkering kan leiden, is hij verplicht: lijk waren. De dubbele redelijkheidstoets zorgt in de prak- (.) 6.1.3. zijn volle medewerking te verlenen bij de regeling tijk voor veel discussie, zeker in het geval het tot een pro- van de schade en alles na te laten, wat de belangen van de cedure komt. Dan is er overlapping mogelijk van de buitengerechtelijke kosten met de proceskosten. Art. 6:96 (.) 6.1.5. de aanwijzingen van de maatschappij nauwkeurig lid 2 BW bepaalt uitdrukkelijk dat als vermogensschade op te volgen en de terzake van de schade gestelde vragen vol- mede voor vergoeding in aanmerking komen de redelijke ledig en naar waarheid te beantwoorden. kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid 6.2. Deze verzekering geeft geen dekking, indien de verzeke- >
P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5
vervolg van pagina 14
ringnemer een van deze verplichtingen niet is nagekomen en reconventionele vordering, en dan met name om de vor- daardoor de belangen van de maatschappij heeft geschaad.” deringen tot terugbetaling van de betaalde kosten van Eén van de zonen verklaarde kort voor de brand slijp- onderzoek en schadevaststelling en van de betaalde bui- werkzaamheden te hebben uitgevoerd in de werkplaats.
tengerechtelijke kosten van rechtsbijstand. [Eiseressen] Het brandonderzoek werd daardoor van meet af aan geconcentreerd op de werkplaats en de machinekamer.
Aegon ontving een anonieme tip dat de brand niet het Rechtbank
gevolg zou zijn geweest van het uitvoeren van de slijp- De rechtbank besliste dat de verzekeraar op grond van art.
werkzaamheden, maar van een brandende zelfgebouwde 6.1 en 6.2 van de polisvoorwaarden geen dekking onder allesbrander. Tijdens het onderzoek werd de aanwezigheid de verzekeringsovereenkomst hoefde te verlenen. De van een zelfgebouwde allesbrander bewust verzwegen. Nu rechtbank ging uitgebreid in op de feiten en kwam tot de verzekeringnemer informatie, tot verstrekking waarvan hij conclusie dat [Eiseressen] zich bewust waren geweest van verplicht was, had achtergehouden, weigerde Aegon dek- de relevantie van de aanwezigheid van de allesbrander met het daarop aangesloten olievat voor het onderzoek naar de Aegon deelde [Eiseressen] bij brief van 21 augustus 1996 oorzaak van de brand en dat de aanwezigheid van de mee geen dekking te verlenen onder de polis. De dek- brander bewust was verzwegen. Daardoor was Aegon vol- kingsweigering was gebaseerd op voormelde polisbepa- gens de rechtbank in haar belangen geschaad en de vorde- ling. De verlangde schadevergoedingen onder de verzeke- ringen van [Eiseressen] werden afgewezen.
ringsovereenkomsten werden afgewezen en Aegon maakte In reconventie wees de rechtbank de vordering tot terug- aanspraak op terugbetaling van het betaalde voorschot.
betaling van het voorschot toe. De vordering tot vergoe- [Eiseressen] wensten dekking onder de polis en startten ding van onderzoek en schadevaststelling wees de recht- bank tot een bedrag van ƒ 221.034,01 toe. De in de [Eiseressen] vorderden in conventie een verklaring voor gevorderde geldsom begrepen kosten van de schade- recht dat de schade die als gevolg van de brand van 6 expert ter hoogte van ƒ 25.329,70 werden niet toegewezen, februari 1996 is ontstaan was gedekt onder de brandpolis nu niet aannemelijk was dat deze kosten niet ook hadden en uitkering van het schadebedrag vermeerderd met moeten worden gemaakt als [Eiseressen] de allesbrander bedrijfsschade die het gevolg is van de dekkingsweigering hadden gemeld. De vordering tot vergoeding van buiten- van Aegon. Aegon bestreed de vorderingen en diende een gerechtelijke kosten van rechtsbijstand ter hoogte van reconventionele vordering in en vorderde bij vonnis, voor- ƒ 113.070,30 wees de rechtbank af omdat zij aannam dat de betreffende werkzaamheden dienden ter instructie van 1. “te verklaren voor recht dat Aegon niet gehouden is dek- de procedure, waarvoor de proceskostenveroordeling een king te verlenen voor enigerlei door [Eiseressen] geleden schade als gevolg van de brand van 6 februari 1996; [Eiseressen] stelden hoger beroep in, Aegon stelde inci- 2. [Eiseressen] hoofdelijk (althans gezamenlijk) te veroorde- len tot (terug)betaling aan Aegon van NLG 1,8 miljoen,vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 augustus 1996 tot aan de dag der algehele voldoening; Het gerechtshof bekrachtigde de afwijzing van de vorde- 3. [Eiseressen] hoofdelijk (althans gezamenlijk) te veroordelen ringen van [Eiseressen] door de rechtbank. Het hof tot vergoeding van de door Aegon betaalde kosten van tekende hierbij nog aan dat ook de redelijkheid en billijk- onderzoek en schadevaststelling verband houdende met de heid die partijen tegenover elkaar bij de uitvoering van de brand van 6 februari 1996, te begroten op NLG 246.363,71, verzekeringsovereenkomst in acht hebben te nemen mee- vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf brengt dat de verzekerde de verzekeraar binnen redelijke 31 augustus 1996, althans vanaf 24 november 1996, termijn alle inlichtingen en bescheiden verschaft die voor althans vanaf 9 juni 1998 tot aan de dag der algehele vol- deze van belang zijn om de uitkeringsplicht te beoordelen.
Het hoger beroep van Aegon richtte zich tegen het oordeel 4. [Eiseressen] hoofdelijk (althans gezamenlijk) te veroorde- van de rechtbank tot afwijzing van de vordering in recon- len tot vergoeding van de door Aegon betaalde buitenge- ventie tot vergoeding van de kosten van de schade-expert rechtelijke kosten van rechtsbijstand verband houdend ten bedrage van ƒ 25.329,70 en tot afwijzing van de ver- met de brand van 6 februari 1996, te begroten op NLG goeding van buitengerechtelijke kosten. Het hof liet het 113.070,30, althans nader op te maken bij staat en te ver- oordeel van de rechtbank met betrekking tot de afwijzing effenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke van de kosten van de schade-expert in stand en overwoog rente vanaf 9 juni 1998 tot aan de dag der algehele vol- daarbij nog dat de omstandigheid dat Aegon een beroep toekwam op de polisvoorwaarden en de verzekering dien- Het arrest van de Hoge Raad draait uiteindelijk om deze tengevolge geen dekking gaf, niet meebracht dat Aegon P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5
vervolg van pagina 15
daarmee ook gerechtigd was de kosten van het door haar ten van rechtsbijstand. Meer specifiek tegen de overweging ingeschakelde expertisebureau op [Eiseressen] te verhalen.
van het hof dat niet is gebleken dat deze kosten niet moe- Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de kosten ten worden aangemerkt als kosten ter voorbereiding van van buitengerechtelijke rechtsbijstand overwoog het hof, de gedingstukken en ter instructie van de zaak, die zijn kort samengevat, dat niet was gebleken dat deze kosten begrepen in het bij de veroordeling in de proceskosten toe- niet moesten worden aangemerkt als kosten ter voorberei- gepaste tarief, en evenmin dat de raadsman van Aegon ding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak, naast de gebruikelijke werkzaamheden in verband met de die zijn begrepen in het bij de veroordeling in de proces- voorbereiding van de gedingstukken en de instructie van kosten toegepaste tarief, en evenmin dat de raadsman van de zaak nog andere werkzaamheden heeft verricht.
Aegon naast de gebruikelijke werkzaamheden in verband De Hoge Raad gaat bij de beoordeling van dit onderdeel met de voorbereiding van de gedingstukken en de instruc- eerst in op het onderscheid tussen buitengerechtelijke kos- tie van de zaak nog andere werkzaamheden had verricht.
ten en proceskosten: “Ten aanzien van buitengerechtelijke Beide partijen gingen in cassatie. De door [Eiseressen] kosten van rechtsbijstand geldt dat zij op de voet van artikel aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden. Het 6:96 BW voor vergoeding in aanmerking komen, onder meer principale cassatieberoep werd verworpen. Aegon stelde als het gaat om redelijke kosten ter verkrijging van voldoe- incidenteel cassatieberoep in tegen de oordelen van het ning buiten rechte, behoudens ingeval krachtens art. 241 Rv. hof ten aanzien van de vorderingen tot vergoeding van de de regels omtrent proceskosten van toepassing zijn. Deze laat- kosten van de schade-expert en tot vergoeding van de kos- ste uitzondering doelt op verrichtingen waarvoor de proces- ten van buitengerechtelijke rechtsbijstand.
kosten een vergoeding plegen in te sluiten; daarbij gaat hetom de situatie dat een procedure volgt nadat eerst met het Hoge Raad
oog op het in die procedure te beslechten geschil kosten van Kosten van onderzoek en schadevaststelling rechtsbijstand zijn gemaakt. Gedacht kan dan worden aan Onderdeel I van het cassatiemiddel klaagt dat het hof is bijvoorbeeld een aan die procedure voorafgaande aanmaning voorbijgegaan aan essentiële stellingen van Aegon dat of een andere eenvoudige brief. Dit een en ander is niet alleen [Eiseressen] bewust voor de schade-expert en Aegon de van toepassing op degene die voldoening van een vordering veroorzaking van de brand door de allesbrander hebben verlangt, maar moet van overeenkomstige toepassing worden verzwegen en dat [Eiseressen] hebben getracht dit ook geacht op degene op wie een ander pretendeert een vordering overigens voor hen te verdoezelen, terwijl de schade- te hebben en die buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand expert daardoor onnodige onderzoekshandelingen heeft maakt teneinde zich tegen die vordering te verweren.” verricht. Het onderdeel verwijt het hof voorts het uitdruk- Het onderdeel klaagt dat het hof door aan essentiële stel- kelijke aanbod van Aegon de aard en de noodzaak van lingen van Aegon - die erop neerkomen dat deze kosten deze kosten te bewijzen te hebben gepasseerd.
zijn gemaakt in verband met wanprestatie en/of onrecht- De Hoge Raad ten aanzien van onderdeel 1: “Deze klachten matig handelen van [Eiseressen] - voorbij te gaan en door treffen doel. Door niet te onderzoeken of de desbetreffende het passeren van haar ook op de buitengerechtelijke kos- stellingen van Aegon voldoende grond opleveren voor een ten van rechtsbijstand betrekking hebbende aanbod de vordering tot schadevergoeding wegens wanprestatie of aard en noodzaak van deze kosten te bewijzen, een onjuist onrechtmatige daad van [Eiseressen] en het bewijsaanbod dan wel onvoldoende gemotiveerd oordeel heeft gegeven.
van Aegon met betrekking tot de aard en noodzaak van de De Hoge Raad verwijst naar zijn hiervoor weergegeven kosten, te passeren, heeft het hof blijk gegeven van een oordeel met betrekking tot onderdeel I en overweegt ver- onjuiste rechtsopvatting indien het ervan zou zijn uitgegaan der: “Door niet te onderzoeken of de hier bedoelde kosten dat het vervallen van de dekking op grond van de polisvoor- van buitengerechtelijke rechtsbijstand op grond van wan- waarden meebrengt dat geen plaats is voor een op wanpres- prestatie of onrechtmatige daad voor vergoeding in aanmer- tatie of onrechtmatige daad van [Eiseressen] gegronde vor- king zouden kunnen komen en het mede op deze kosten dering van Aegon. Indien het hof niet van deze onjuiste betrekking hebbende bewijsaanbod te passeren, heeft het hof rechtsopvatting is uitgegaan, heeft het onvoldoende inzicht hetzij blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting omtrent gegeven in zijn gedachtegang, aangezien dan niet duidelijk is art. 6:96 lid 2, aanhef en onder c, BW in verbinding met art. op grond waarvan de door Aegon aangevoerde stellingen, 241 Rv., hetzij zijn oordeel ontoereikend gemotiveerd.” indien juist, ontoereikend zouden zijn om zodanige vorde-ring daarop te doen steunen.” CassatieDe Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van Buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand [Eiseressen] Het cassatieberoep van Aegon slaagt. Het Onderdeel II van het cassatiemiddel richt zich met rechts- arrest van het Gerechtshof Den Haag wordt vernietigd en en motiveringsklachten tegen het oordeel van het hof met het geding wordt ter verdere behandeling en beslissing betrekking tot de vordering van de buitengerechtelijke kos- verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam. Het Hof P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5
vervolg van pagina 16
Amsterdam zal hebben te onderzoeken of er sprake is van uitsluitend recht op de forfaitaire proceskostenveroorde- wanprestatie of onrechtmatig handelen aan de zijde van ling. Toepassing van art. 6:96 lid 2 BW veronderstelt dat er [Eiseressen] en zo ja, tot welke schade dat aan de zijde van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding bestaat.
Zo geeft het enkele feit dat men een ander in rechte heeftbetrokken en dientengevolge in het ongelijk is gesteld, wel Commentaar
grond voor een veroordeling in de proceskosten van die Gezien de heldere en vaststaande feiten in deze zaak meen ander, maar geen grond voor een veroordeling daarnaast ik dat geconcludeerd kan worden dat [Eiseressen] tekort tot voldoening van gemaakte buitengerechtelijke kosten - zijn geschoten in de nakoming van de verzekeringsover- eenkomst, dan wel dat zij onrechtmatig gehandeld heb- Daarvoor is dus een tekortkoming in de nakoming of ben. Rechtbank en hof hebben dan ten onrechte de pro- onrechtmatig handelen van de eisende partij vereist, als ceskostenregeling uit Rv toegepast. Aegon had wellicht, gevolg waarvan de kosten zijn gemaakt. De Hoge Raad zeker na de afwijzing in eerste aanleg, meer expliciet een heeft duidelijkheid geschapen. Gezien de oordelen in fei- beroep op tekortkoming in de nakoming en/of onrecht- telijke instanties is het raadzaam om in dergelijke gevallen matige daad en art. 6:96 BW kunnen doen. De vorderin- uitdrukkelijk een beroep te doen op de tekortkoming in gen van Aegon met betrekking tot de buitengerechtelijke de nakoming of de onrechtmatige daad. Voorkomen dient kosten zullen mijns inziens na verwijzing (deels) dienen te te worden dat de vordering eenvoudig wordt afgewezen, worden toegewezen. Het verwijzingshof dient ter vaststel- althans zeer beperkt wordt toegewezen, met toepassing ling van de buitengerechtelijke kosten natuurlijk wel de dubbele redelijkheidstoets uit art. 6:96 BW toe te passen.
Ook voor letselzaken, zowel in als buiten rechte, is de Een helder en goed arrest. Uiteraard heeft ook de partij inhoud van het arrest van belang. Met name in zaken die in reconventie als eisende partij optreedt de mogelijk- waarin de aansprakelijkheid vaststaat en het gaat om heid buitengerechtelijke kosten te vorderen. Rechtbank en afwikkeling van de schade van de benadeelde, speelt infor- hof hebben dat gedeeltelijk miskend, misschien wel van- matieverschaffing door de benadeelde een grote rol. In de wege de hoogte van de gevorderde bedragen. De vraag wat buitengerechtelijke fase wordt de verzekeraar regelmatig redelijk is, dient de feitenrechter te beoordelen. De Hoge (al dan niet bewust) essentiële (medische) informatie ont- Raad maakt duidelijk dat alleen eenvoudige en duidelijk houden. Daardoor kan de vordering van de benadeelde ter instructie van de procedure verrichte werkzaamheden niet goed worden beoordeeld. Als verzekeraar is het raad- onder de proceskostenveroordeling vallen. Het belang van zaam om in dergelijke gevallen vanaf de aanvang van de afbakening van de buitengerechtelijke kosten ten opzichte schaderegeling goed onderbouwd te omschrijven welke van de proceskosten is met de inhoud van de art. 6:96 BW en 241 Rv gegeven. In de inleiding schreef ik over de grotemate rechtsverscheidenheid op dit punt. Wellicht dat dit arrest deze rechtsverscheidenheid doet verdwijnen.
Blijft de informatie lange tijd uit, maar wordt zij verschaft Opvallend is dat de A-G het oordeel van het hof dat de voordat één van de betrokken partijen zich genoodzaakt gevorderde kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand ziet de vordering in rechte te laten begroten, dan recht- geacht moeten worden te vallen onder art. 241 Rv, niet vaardigt dat mijns inziens dat de gevorderde vergoeding onbegrijpelijk vindt. Wel concludeert hij op basis van voor buitengerechtelijke kosten slechts zeer beperkt wordt onderdeel I tot vernietiging. Aegon dient in de gelegen- voldaan. In een dergelijk geval kan er immers niet worden heid te worden gesteld aan te tonen welke expertisekosten gesproken van redelijke kosten ter vaststelling van schade niet gemaakt hadden behoeven te worden in geval en redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten [Eiseressen] aan de regeling van de schade hadden meege- rechte. De daardoor onnodige en ten onrechte gemaakte werkt. De Hoge Raad gaat - gelukkig - een stap verder.
kosten kunnen naar mijn mening door de verzekeraar inmindering worden gebracht. Blijft relevante informatie Belang van het arrest voor de letselschadepraktijk
ten onrechte gedurende lange tijd uit, dan is er daarnaast reden om de gevorderde wettelijke rente niet of slechts Iedere crediteur van een geldvordering die niet wordt vol- daan heeft ingevolge het bepaalde in art. 6:96 lid 2 aanhefen onder c BW recht op redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Een verwerende partij die Komen partijen er, door het niet verschaffen door bena- voorafgaande aan een gerechtelijke procedure aanzienlijke deelde van ter bepaling van de schade essentiële informa- kosten van verweer (te omschrijven als redelijke kosten ter tie, buiten rechte niet uit, dan zal één van de partijen het vaststelling van schade en aansprakelijkheid) heeft initiatief moeten nemen en een procedure moeten starten.
gemaakt, heeft in beginsel, bij afwijzing van de vordering, Ter voorkoming van het oplopen van het te vergoeden P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5
vervolg van pagina 17
bedrag aan wettelijke rente en het te vergoeden bedrag aan mee kan. De Hoge Raad benadrukt bovendien dat alleen buitengerechtelijke kosten kan de verzekeraar de bena- eenvoudige en duidelijk ter instructie van de procedure deelde in rechte betrekken en een verklaring voor recht verrichte werkzaamheden onder de proceskostenveroorde- vragen ter begroting van de schade en/of tot het verstrek- ling vallen. Kortom, duidelijkheid voor de feitenrechter.
ken van de relevante informatie. Daarbij kan de verzeke- Gezien de systematiek van de wet is wanprestatie of een raar dan een vordering tot vergoeding van buitengerechte- onrechtmatige daad van de eisende partij vereist, wil de verwerende partij via een eis in reconventie een beroepkunnen doen op art. 6:96 BW. Een beroep op art. 6:96 BW zonder meer, door de verwerende partij, gaat te ver. De Heeft de verzekeraar door het uitblijven van essentiële Hoge Raad heeft bepaald dat aan de vrijheid om een informatie onnodige kosten gemaakt, die hij bij directe ander in rechte te betrekken geen aansprakelijkheid mag ontvangst daarvan (al dan niet op gespecificeerd verzoek), worden verbonden voor de kosten die worden veroorzaakt niet zou hebben gemaakt, dan kan de verzekeraar die kos- door het onterechte gebruik van die vrijheid - HR 27 juni ten van de benadeelde vorderen. Het dient naar mijn 1997, NJ 1997, 651, A. C. van Schaik, Proceskosten en bui- mening steeds te gaan om essentiële informatie ter begro- tengerechtelijke kosten, NTBR 2000, 7, p. 313.
ting van de schade (of ter vaststelling van de aansprake- In HR 17 december 2004, RvdW 2005, 2 overwoog de lijkheid). Om die reden is het van belang dat de verzeke- Hoge Raad dat bij het bestaan van een op de wet geba- raar in een vroeg stadium gemotiveerd aangeeft welke seerde forfaitaire regeling van de proceskosten - in die informatie hij wenst te ontvangen en waarom. Blijkt de zaak art. 8:75 Awb jo. Besluit Proceskosten Bestuursrecht - specifieke informatie voorhanden en ten onrechte niet slechts in zeer bijzondere gevallen grond bestaat de partij verschaft, dan kan de verzekeraar de daardoor onnodig die in een procedure in het ongelijk is gesteld, op grond gemaakte kosten mijns inziens in mindering brengen op van onrechtmatige daad te veroordelen tot vergoeding van de gehele schade die de wederpartij als gevolg van het voe- Treedt de verzekeraar in rechte op als eisende partij, dan ren van die procedure heeft geleden. Het gehanteerde kan hij stellen dat de vergoeding verminderd dient te wor- liquidatietarief bij een proceskostenveroordeling heeft den met de door hem ten onrechte gemaakte kosten, als geen wettelijke basis, maar wordt gehanteerd door de gevolg van toerekenbaar onrechtmatig handelen door de rechtbanken en hoven. De tarieven zijn niet bindend. In benadeelde of de gemaakte kosten separaat vorderen.
de praktijk leidt de forfaitaire proceskostenveroordeling Treedt de verzekeraar in rechte op als gedaagde partij dan van de eisende partij in de kosten van de verwerende par- dient er, indien het belang (de hoogte van de onnodig tij veelal tot een onbillijke en niet reële vergoeding. Om gemaakte kosten) dat rechtvaardigt, een reconventionele die reden wordt wel gepleit voor een hogere of volledige vordering te worden ingediend. Voor toewijzing daarvan proceskostenveroordeling - P.J.M. von Schmidt auf is een vereiste dat vast komt te staan dat de benadeelde toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld. De verzeke- Rechters dienen dan bij een proceskostenveroordeling meer dan thans geschiedt af te wijken van de forfaitaireproceskostenveroordeling, zodat ook de verwerende partij de werkelijk gemaakte kosten vergoed krijgt. Volledige ver- Kortom, een belangrijk en interessant arrest. Als een ver- zekeraar door de benadeelde wordt belemmerd in de uit-voering van het door hem voorgestane actieve schaderege- De winst van het hier besproken arrest is dat de verzekeraar lingsbeleid, en de verzekeraar daardoor onnodige de - als gevolg van het handelen of nalaten van de bena- buitengerechtelijke kosten maakt, zijn er goede gronden deelde - onnodig gemaakte kosten als kosten in de zin van om over te gaan tot (financiële) sanctionering van het art. 6:96 BW van de benadeelde kan vorderen. Het onnodig handelen of nalaten van de benadeelde door de door de maken van kosten als gevolg van het handelen of nalaten verzekeraar gemaakte buitengerechtelijke kosten van de van de benadeelde is blijkens het arrest van de Hoge Raad te benadeelde te vorderen. Ingeval van bedrog of bewuste beschouwen als een bijzonder geval om benadeelde op grond misleiding van de verzekeraar door de benadeelde is het van onrechtmatige daad te veroordelen tot vergoeding van evident dat de verzekeraar een (reconventionele) vorde- de gehele schade die de verzekeraar als gevolg van het voeren ring uit onrechtmatige daad kan instellen. Een arrest waar de verzekeraar als verwerende partij in de praktijk iets P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5
Project PIV Audit 2004 geslaagd
afgesloten en wegens succes ook
aangeboden in 2005 en 2006

Op welk kwaliteitsniveau bevindt de afwikkeling van per- een apart gedeelte van het PIV-Kennisnet wordt de infor- sonenschade zich? Het PIV biedt de deelnemende maat- matie digitaal verzameld en verwerkt. Naast een verbete- schappijen de PIV Audit aan. Door middel van deze toet- ring van efficiëntie en accuratesse, geeft dit op de dag van sing op basis van self-assessment kan worden bekeken hoe de audit zelf al direct inzicht in de resultaten van de verzekeraars omgaan met de geldende regels en in welke mate sprake is van kwaliteitsborging. De eindrapportage In 2004 namen 22 verzekeraars deel. Unaniem hebben zij van een gehouden audit geeft onder andere concrete actie- aangegeven dat de audit voldoende handvatten biedt voor punten waarmee de betreffende verzekeraar zijn kwaliteit het ontplooien van concrete verbeteracties. Uit de evalu- atie met de managers van de deelnemende maatschap-pijen blijkt dat ieder van hen concrete invulling geeft aan Pioniersjaar 2003
de verbeteracties die uit de audit naar voren zijn gekomen.
Met de oprichting van een projectgroep werd begin 2003het startschot gegeven voor het pilot traject van de PIV Toekomst
Audit. De audit richt zich met name op aspecten van Tot genoegen van de projectgroep PIV Audit 2004 zijn de communicatie, bejegening en termijnen. Op basis van de deelnemers van mening dat er in 2005 en 2006 een ver- wet, gedragscodes, bedrijfsregelingen en richtlijnen kreeg de PIV Audit vorm en inhoud. De audit is in 2003 als Het Bestuur van het PIV heeft op 3 februari 2005 enthou- proef (pilot) bij drie maatschappijen gehouden. Een uitge- siast gereageerd op het project PIV Audit 2004. Op dit breide beschrijving hiervan verscheen in PIV-Bulletin moment werkt de beheerorganisatie hard aan de voorbe- reidingen. Binnenkort ontvangen alle in het PIV deelne-mende verzekeraars een uitnodiging voor de PIV Audit Project PIV Audit 2004
De audit is in 2004 verder ontwikkeld en verbeterd. Zo Het PIV rekent op veel aanmeldingen om zo een krachtige zijn bijvoorbeeld de gehanteerde vragenlijsten aangepast impuls aan kwaliteitsverbetering te kunnen geven.
aan ervaringen van het pilot project. Een andere grote Mr. C. H. Insinger - London Verzekeringen, stap in 2004 betreft de automatisering van het project. Via P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5
PIV Overeenkomst buitengerechtelijke
kosten: de tussenstand

Op 1 november 2004 is een start gemaakt met de PIVOvereenkomst buitengerechtelijke kosten, met als ingangsdatum in beginsel 1 januari 2005. De overeen- komst heeft als doel het verminderen van de discussies over de buitengerechtelijke kosten in letselzaken.
Drieëntwintig verzekeraars en tien belangenbehartigers zijn druk bezig met het aangaan van bilaterale overeen- komsten. Omdat afspraken moeten worden gemaakt over de reeds lopende zaken voordat een overeenkomst wordt gesloten, vergt de voorbereiding - zeker bij grotere par-tijen - soms de nodige tijd.
Wanneer alle overeenkomsten zijn gesloten, zullen dat er ongeveer 230 zijn. Intussen zijn er 87 gesloten - zie onze Meer informatie over de PIV Overeenkomst buitengerech-telijke kosten vindt u in PIV-Bulletin 2004, 8.
Het PIV-Bulletin is een regelmatig verschijnende uitgave van
de Stichting Personenschade Instituut van Verzekeraars.
Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder
uitdrukkelijke toestemming van de redactie.
Redactiesecretariaat
Mevrouw J.M. Polman, Stichting PIV
Postbus 93450
2509 AL Den Haag
Telefoon: 070 333 88 73
Telefax:
070 333 88 33
piv@verzekeraars.nl
Website: www.stichtingpiv.nl
M.m.v. drs. P.J.M. van Steen, journalist
Creatie & realisatie: Artmark BNO, Rijswijk
P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5

Source: http://www.stichtingpiv.nl/fileadmin/user_upload/smartsite/Docs/PIVdocs/2005/PIV-Bulletin%202005-03.pdf

Biodannielletegeder

T O N Y W I G H T G A L L E R Y 845 West Washington Boulevard | Chicago 60607 | t. 312.492.7261 | info@tonywightgallery.com Dannielle Tegeder American, b. 1971 Lives and works in New York EDUCATION MFA School of the Art Institute of Chicago BFA State University of New York at Purchase Amsterdam School of Fine Arts, The Netherlands Arrangements to Ward Off Accidents, Priska C. Juschka Fine

Powerpoint presentation

4ª REUNIÓN PROGRAMA CONSOLIDER TRAGUA – 17, 18 y 19 de junio de 2009, Alicante Tratamiento y Reutilización de Aguas Residuales para una Gestión Sostenible Removal of emerging pollutants in urban wastewater through biological treatment followed by ozonation (1) AUTORES:Roberto Rosal, Antonio Rodríguez, Pedro Letón, María José Gómez, José Antonio Perdigón, Alice Petre, Kari

Copyright © 2010-2014 Metabolize Drugs Pdf