Bulletin 3 Pagina 14 Jaargang 8, april 2005 Werkgeversaansprakelijkheid Zelfstandig verhaalsrecht Buitengerechtelijke kosten Pagina 11 Pagina 19 PIV-Jaarconferentie 2005 Schadebeperkingsplicht PIV Audit 2005 en verder Pagina 20 PIV Overeenkomst BGK Werkgeversaansprakelijkheid. AVB HR 5 november 2004, LJN-Nr. AP1463 (Verpleeghuis de Lozerhof)
Op 13 oktober 1998 overkwam een activiteitenbegeleidster
in dienst van een psychogeriatrisch verpleeghuis tijdens de
uitvoering van haar werkzaamheden een ongeval. De acti-viteitenbegeleidster werkte op dat moment al ruim 11 jaarin dienst van De Lozerhof. Terwijl zij door een gang vanhet verpleeghuis liep, zwaaide een zeer grote en forsepatiënt met het syndroom van Korsakov met kracht eentoiletdeur open, waardoor zij de deur tegen zich aankreeg. Het betrof een extra brede deur van een toilet -geschikt voor rolstoelgebruikers - die naar buiten toeopenzwaaide. De breedte van de deur bedroeg 1,17 meter,terwijl de gang in totaal 1,97 meter breed was. Op de deurzat wel een dranger, maar deze heeft dit ongeval kennelijkniet kunnen voorkomen. Relevant was nog dat in het ver-pleeghuis de toiletdeuren naar buiten opendraaiden, ter-
slaande toiletdeuren in de gang van een verpleeghuis een
wijl vrijwel alle andere deuren naar binnen opengingen.
gevaarlijke situatie opleverden. Bovendien had De
Na het ongeval had de AVB-verzekeraar van De Lozerhof
Lozerhof naar het oordeel van de kantonrechter onvol-
een expert een rapport laten opstellen. Als mogelijke
doende redenen aangevoerd, waarom niet in redelijkheid
maatregel ter voorkoming van een ongeval zoals zich had
van haar kon worden verlangd dat de toiletten van schuif-
voorgedaan, noemde de expert het plaatsen van schuif-
deuren. Het hoofd administratie van De Lozerhof hadaangegeven dat een dergelijke maatregel financieel niet
haalbaar was. De vrouw stelde haar werkgever De
Het Gerechtshof Den Haag bekrachtigde bij arrest van
Lozerhof op grond van art. 7:658 BW aansprakelijk voor
20 juni 2003 het vonnis van de kantonrechter. Volgens het
haar uit dit ongeval voortvloeiende letselschade.
hof was er sprake van een gevaarlijke situatie, nu er slechts80 cm vrije ruimte in de gang overbleef ingeval van een
Kantonrechter
volledig openzwaaiende toiletdeur. Het plaatsen van een
De Kantonrechter Den Haag had bij vonnis van 22 april
schuifdeur had deze gevaarlijke situatie kunnen voorko-
2002 aansprakelijkheid van De Lozerhof aangenomen. De
men. Nu vaststond dat sprake was van een gevaarlijke
kantonrechter vond dat dergelijke naar buiten open-
situatie, diende De Lozerhof - gelet op art. 7:658 BW - aan > Raad van Advies J. C. van der Harst heeft in verband met vervroegd pensioen met ingang van 15 april 2005 afscheid genomen als Manager Personenschade van Achmea Personenschade. Hij heeft vanaf de oprichting van het PIV zowel een constructieve als een stimulerende en humorvolle rol gespeeld in de Raad van Advies en trad verschil- lende keren op als examinator voor de module Kennis van de PIV Opleiding voor Gevorderden. Daarnaast was hij lid van de Adviesgroep Regres en de Geschillencommissie Schadeverzekeraars van het Verbond van Verzekeraars. Zijn plaats in onze raad wordt ingenomen door H. Knijpstra - Manager Achmea Personenschade. Mr. P. A. den Ouden - tot voor kort Manager Juridische Zaken en Letselschaden van Nationale-Nederlanden - heeft in verband met Ten geleide het aanvaarden van een andere functie binnen NN de Raad van Advies verlaten. Hij was in PIV verband uiterst actief in onder andere de werkgroep collectieve mediastrategie, de whiplashdenk- tank en had zitting in de stuurgroep Opleiding en Register van Medische Deskundigen (ORMED). De heer Den Ouden wordt in de raad opgevolgd door mevrouw drs. P. de Veld - Manager Letselschade Nationale-Nederlanden. Redactieraad (foto 041593-014) Mr. H. W. C. van Wees gaat wat gas terugnemen en heeft zich inmiddels teruggetrokken als lid van de Redactieraad en het team dat elk jaar opnieuw de inhoudelijke zaken van de PIV Jaarconferentie voor zijn rekening neemt. Wél zal hij betrokken blij- ven bij een van de voornaamste denktanks van het PIV, het Kennis- Overleg PIV (KOP). PIV staf Per 1 februari 2005 is J. J. Daniëls - Consultant Letselschade van Allianz Nederland Schadeverzekeringen - op parttime basis als advi- seur toegetreden tot het PIV. Vanaf 1998 is hij in PIV verband voor- zitter van de Raad van Advies, het Kennis-Overleg PIV (KOP), de Examencommissie en maakt deel uit van de PIV werkgroep Hersenletsel Jonge Kinderen en de Adviesgroep Regres van het Verbond van Verzekeraars. vervolg van pagina 1
te tonen dat zij aan haar zorgplicht jegens haar werk-
het voorbijgaan door de openzwaaiende wordt getroffen.
neemster had voldaan. Omdat echter door De Lozerhof
Het gaat daarbij in wezen om twee aspecten die onverbre-
onvoldoende was gesteld of bewezen dat het plaatsen van
kelijk met elkaar samenhangen. Voor het overige is het
een schuifdeur niet mogelijk was dan wel dat dit oneven-
oordeel van het hof in deze zaak zozeer verweven met
redig hoge kosten met zich zou hebben meegebracht, was
waarderingen van feitelijke aard, dat het in cassatie niet op
zij in die bewijsopdracht niet geslaagd en daarmee aan-
juistheid kan worden getoetst. Het oordeel van het hof is
sprakelijk voor de schade van de werkneemster.
volgens de Hoge Raad niet onbegrijpelijk en behoefdegeen nadere motivering. Hoge Raad
Ook oordeelt de Hoge Raad, “dat de omstandigheid dat
De Hoge Raad laat de beslissing van het hof in stand. Het
geen enkel bouwvoorschrift, noch enige arbo-richtlijn of
hof heeft geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvat-
NEN-norm zich verzet tegen het bewerkstelligen en hand-
ting door te oordelen, dat er bij de vastgestelde breedte
haven van de situatie zoals deze zich in het verpleeghuis
van de gang (1,97 m) en van de deur (1,17m) sprake is
voordeed en dat deze situatie ter plaatse alledaags is, niet
van een gevaarlijke situatie. Kennelijk en niet onbegrijpe-
eraan afdoet dat de situatie in de gang van het verpleeghuis
lijk heeft het hof in aanmerking genomen dat, naarmate
voor de toepassing van art. 7:658 BW als gevaarlijk kan
door het openzwaaien van de deur de doorgang ter plaatse
kleiner wordt, een groter gevaar ontstaat dat iemand in
P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5 vervolg van pagina 2 Conclusie A-G Spier
De Hoge Raad deelt - zoals hierboven aan de orde is geko-
Advocaat-Generaal Spier heeft - voorafgaand aan het
arrest van de Hoge Raad - eveneens tot verwerping van
De conclusie van de A-G is ook om een andere reden inte-
het cassatieberoep van de werkgever geconcludeerd.
ressant voor de claimbeoordelaars bij AVB-verzekeraars.
Zoals gebruikelijk gaat Spier uitgebreid in op de feiten en
Spier laat namelijk zijn licht schijnen over het door de
omstandigheden van de casus. Hij geeft een goede samen-
achterliggende AVB-verzekeraar namens De Lozerhof
vatting van de ontwikkeling in de rechtspraak van de
gevoerde verweer. In overweging 4.8 van zijn Conclusie
Hoge Raad vanaf 1980 over werkgeversaansprakelijkheid
stelt hij: “In deze procedure heeft De Lozerhof (of vermoede-
en beroepsziekten. Tot eind vorige eeuw leek het er op
lijk veeleer haar WA-verzekeraar) in tamelijk krasse bewoor-
basis van de jurisprudentie op, dat de in art. 7:658 BW
dingen betoogd dat niet kan worden staande gehouden dat
vervatte schuldaansprakelijkheid inmiddels in haar prakti-
zij tekort geschoten is. Onder 2.3.2 wordt een aantal van
sche uitwerking een risicoaansprakelijkheid dicht bena-
haar stellingen geciteerd. Deze en dergelijke uiteenzettingen
derde. Vervolgens stelt Spier zich de vraag of sedertdien
treffen we in het gehele dossier in feitelijke aanleg aan. Zij
een kentering is opgetreden. Hij doet dit door middel van
een uitgebreide analyse van de begin deze eeuw gewezen
De onder 2.3.2. geciteerde stellingen zijn de volgende:
arresten HR 4 oktober 2002, NJ 2004, 175 (Laudy/Fair
“Het zou (.) niet alleen getuigen van Amerikaanse toestan-
Play); HR 16 mei 2003, NJ 2004, 176 (Dussarduyn/Du
den maar ook van een infantilisering van het recht, wanneer
Puy); en HR 12 september 2003, NJ 2004, 177
een plicht zou worden aangenomen om werknemers te
(Peters/Hofkens) - respectievelijk bekend als het ‘brood-
waarschuwen voor zoiets banaals en alledaags als de moge-
mesarrest’, ‘dakdekkersarrrest’ en ‘koffievlekarrest’. lijkheid van een openzwaaiende deur.”; “Moet men de werk-
De A-G concludeert dat de laatste jaren in de rechtspraak
nemer beschouwen als een klein kind en moet het (aanspra-
inderdaad sprake is van een zekere koersverlegging. Er
kelijkheids)recht daarom op infantiel niveau worden
wordt met name wat meer nadruk gelegd op de eigen ver-
gebracht?”; “Hoewel zich hier misschien (lees: een zekere
antwoordelijkheid van de werknemer. Onrealistische ver-
rechtspolitieke correctheid (namelijk de wens om aan slacht-
plichtingen worden de werkgever niet opgelegd. Volgens
offers compensatie te verschaffen) doet gevoelen, moet en
Spier gold dat laatste in het algemeen ook al onder de
mag naar de mening van De Lozerhof gewoon gezegd wor-
vigeur van de oudere rechtspraak, maar het kwam daarin
den dat het onzinnig is om voor al dat soort normale
wellicht wat minder pregnant naar voren. Dat is thans
anders geworden, aldus Spier. Hij acht de gesignaleerde
Dat Spier niet veel opheeft met dergelijke retoriek, valt
kleine koerscorrectie van de Hoge Raad begrijpelijk en
reeds af te leiden uit de formulering van de hierboven
verstandig. Art. 7:658 BW is geen risicoaansprakelijkheid.
geciteerde overweging. Hij vindt de benadering van De
Het past in de huidige tijdgeest bestaande aansprakelijk-
Lozerhof in zoverre nog wel begrijpelijk, dat uit de recente
jurisprudentie van de Hoge Raad duidelijk is geworden
De vraag of de werkgever in een concreet geval aan zijn
dat art. 7:658 BW niet de panacee is voor ieder arbeidson-
zorgverplichting heeft voldaan, is volgens Spier in hoge
geval of iedere beroepsziekte. Spier wil best toegeven dat
mate feitelijk en daarmee onttrokken aan toetsing in cas-
er in de zaak tegen De Lozerhof wellicht sprake is van een
satie. Spier attendeert op de verschillen in de feiten
grensgeval. Hij vindt echter niet dat het hof in deze zaak
omtrent de toedracht van het ongeval die aan de casus
het onmogelijke of onredelijke van de werkgever heeft
van De Lozerhof ten grondslag lagen en de feiten zoals die
gevergd. Er waren in dit geval reële mogelijkheden aanwe-
waren in de door hem aangehaalde arresten ‘Broodmes’,
‘Dakdekker’ en ‘Koffievlek’. In de laatste drie arresten
Spier veroorlooft zich in dit verband nog “een enigszins
stond vooral de waarschuwingsverplichting van de werk-
speculatieve opmerking”: “In kringen van sommige WA-ver-
gever centraal. Met name in ‘Broodmes’ en ‘Koffievlek’
zekeraars (en hun advocaten) lijkt de mening te hebben
ging het om ongevallen die, heel kort gezegd, verband
postgevat dat de haan der victorie heeft gekraaid. En wel in
hielden met betrekkelijk alledaagse handelingen van de
dier voege dat Uw Raad een aanzienlijke stap heeft terugge-
werknemer. In de zaak van De Lozerhof houdt de schade
zet. De onder 2.3.2. geciteerde en allerlei andere uitlatingen
geen (relevant) verband met enige handeling van de werk-
van Lozerhof lijken in die richting te wijzen. De bewoordin-
nemer. De schade overkomt haar als het ware, omdat een
gen waarin Lozerhof zich in deze zaak heeft geuit, doen m.i.
ander (een ‘bewoner’ van Lozerhof) een deur in haar
vermoeden dat sommige WA-verzekeraars op zoek zijn naar
gezicht doet komen. Spier ziet hier eerder een parallel met
het verkennen van de grenzen (zoals zij die zien) hetgeen er
HR 19 oktober 2001, NJ 2001, 663 (PTT/Baas), de zaak
allicht toe leidt dat benadeelden in een aantal gevallen erg
van de postbesteller die in een impuls een wegwaaiend
lang moeten wachten op vergoeding van hun schade en de
poststuk achterna liep, met ernstige gevolgen. Dat er in de
lijdensweg van een lange procedure moeten doormaken.
zaak van De Lozerhof sprake is van een gevaarlijke situatie,
Onderdeel 6 van de conclusie van Spier willen wij hieron-
acht Spier op grond van de door het hof bijgebrachte
der integraal weergeven. Het betreft immers een signaal
gronden niet onbegrijpelijk. Het oordeel van het hof is
dat hij met name lijkt te willen afgeven aan verzekeraars
zozeer verwezen met een waardering van de feiten, dat het
die vrezen voor ‘Amerikaanse toestanden’:
in cassatie nauwelijks met vrucht kan worden bestreden. “Onder 3.2.3 gaf ik al aan dat Lozerhof de onderhavige vor- > P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5 vervolg van pagina 3 dering rubriceert onder het angstaanjagende kopje
beoordeling van een claim toe dienen te zetten. Het refe-
“Amerikaanse Toestanden”. Nu is dit sowieso een wat
rentiekader wordt als duidelijk verondersteld. Het uit-
gevaarlijke uitdrukking. Het voert te ver daarop thans verder
gangspunt ‘C’est le ton qui fait la musique’ lijkt ook hier te
in te gaan. Belangrijker is dat zij het spook oproept van een
worden bevestigd. Al te krasse bewoordingen bij verweer
cascade van claims ten gevolge van schades van personen die
tegen een betwistbare claim dragen in de eerste plaats niet
in de uitoefening van hun werkzaamheden tegen opens-
bij aan een gemotiveerde weerlegging van de stellingen
laande deuren zijn terechtgekomen. Hoewel deze procedure
van de eisende partij. Zij oogsten bovendien slechts fron-
onmiskenbaar feitelijk wordt gevoerd door de WA-verzeke-
sende wenkbrauwen bij derden die geacht worden zo
raar van Lozerhof, is - zoals te doen gebruikelijk - geen enkel
objectief mogelijk over de uitkomst van de gerechtelijke
cijfer op tafel gelegd. Het zal daarom vermoedelijk wel mee-
procedure te beslissen. Men kan zich beter op de kern van
vallen. Zou het evenwel gaan om grote aantallen dan zou
het verweer richten en wat dat betreft heeft De Lozerhof -
dat onderstrepen dat daadwerkelijk sprake is van een
gelet op art. 7:658 BW - kennelijk verzuimd voldoende
gevaarlijke situatie. Het zou daarom slechts steun bieden
aan te tonen dat zij voldoende voorzorgsmaatregelen had
voor ‘s Hofs oordeel. Zou daarentegen geen sprake zijn van
genomen om redelijkerwijs aan haar zorgplicht jegens
veelvuldig voorkomende schades als de onderhavige, dan
haar werkneemster te kunnen voldoen. betekent dat niet dat daarom geen sprake is van een gevaar-
Vergelijk in deze zin bijvoorbeeld het recente vonnis van
lijke situatie. Gelukkig verwezenlijkt een gevaar zich relatief
de Kantonrechter Almelo 8 februari 2005 - zaaknr. 159440
zelden. Bovendien zou aansprakelijkheid in dit scenario geen
CV EXPL 308/04 - betreffende een werknemer die onbe-
reëel probleem in het leven roepen. Werkgevers hebben de
wust de zwenkinrichting van een minihijskraan bediende
mogelijkheid zich - bij mijn weten in het algemeen voor
en daardoor bekneld raakte tussen de deurstijl van de
redelijke premies - tegen wettelijke aansprakelijkheid doorverzekering te dekken. Incidenteel voorvallende schades
De rechtbank oordeelde - op grond van een gemotiveerde
behoeven daarmee allerminst problematisch te zijn.”
uiteenzetting namens de werkgever waarom hij niet wastekortgeschoten in de nakoming van zijn zorgverplichting
Commentaar
- dat sprake was van een ongelukkige samenloop van
Het arrest in de zaak van De Lozerhof is zeer bepaald
omstandigheden welke dermate onvoorzienbaar was, dat
door de specifieke feitelijke omstandigheden van het
daarmee bij het treffen van veiligheidsmaatregelen geen
geval. Kantonrechter en hof kwamen tot de conclusie dat
er in dit concrete geval sprake was van een gevaarlijke
Vergelijk in deze zin eveneens een recent vonnis van de
situatie. De Lozerhof heeft die gevaarlijke situatie in stand
Kantonrechter Bergen op Zoom d.d. 2 maart 2005, rolnr.
gehouden en niet of onvoldoende gemotiveerd aangege-
04-1469. Het PIV-Kennisnet geeft als samenvatting: “Een
ven waarom geen maatregelen zijn getroffen om de
accountmanager bezoekt een beurs; wanneer hij zijn compu-
gevaarlijke situatie op te heffen of te voorkomen. Daarmee
ter op een steekkarretje naar binnen rijdt, schiet de spin,
stond de schending van de zorgplicht door De Lozerhof
waarmee de computer is vastgemaakt los, waardoor hij een
jegens de activiteitenbegeleidster die letsel opliep vast en
oog verliest. Hij stelt zijn werkgever aansprakelijk. De kan-
er sprake van aansprakelijkheid op grond van art. 7:658
tonrechter overweegt dat nu er geen getuigen zijn van hetvoorval het op de weg van eiser zou liggen om de door hem
De Hoge Raad heeft in dit arrest geen nieuwe rechtsregel
gestelde toedracht te bewijzen. Echter, ook al zou benadeelde
geformuleerd voor de beoordeling van werkgeversaan-
slagen in het bewijs dan betekent dit nog niet, dat gedaagde
sprakelijkheid. Bij de beantwoording van de vraag of een
als werkgeefster tekort zou zijn geschoten in de op haar rus-
werkgever is tekortgeschoten in zijn zorgverplichting
tende wettelijke zorgplicht. Het gaat bij een steekkarretje met
jegens een werknemer, behoudt de feitenrechter een ruime
spin immers om algemeen gangbare gebruiksmiddelen,
mate van vrijheid om de feiten en omstandigheden van
waarvoor naar het oordeel van de kantonrechter geen nadereinstructie van de zijde van de werkgever nodig is. De steek-
Art. 7:658 BW strekt ertoe te bewerkstelligen dat de werk-
kar noch de spin vertoonde enig gebrek. Het gebruik van een
nemer tegen het oplopen van schade wordt beschermd
steekkarretje met spin is ook niet bij wet verboden. Van
voor zover als redelijkerwijs in verband met de aard van
tekortschieten in de uitoefening van haar zorgplicht door de
de arbeid gevorderd kan worden. Het artikel beoogt niet
werkgever is geen sprake. De kantonrechter wijst de vorde-
een absolute waarborg te scheppen tegen het gevaar dat de
werknemer schade lijdt tijdens de uitoefening van zijn
Bij het bovenstaande mag overigens niet vergeten worden,
werkzaamheden. Dit volgt uit de door A-G Spier bespro-
dat AVB-schadebehandelaars bij verzekeraars natuurlijk
ken arresten ‘Broodmes’, ‘Dakdekker’ en ‘Koffievlek’. Dit is
vele zaken op jaarbasis te beoordelen krijgen. Daartussen
nog eens bevestigd in het arrest HR 9 juli 2004, LJN-Nr.
zitten ‘alle smaken’: van voor iedereen duidelijke zaken die
AO8171 (Oost/Brands), de zaak van de vrachtwagen-
in goed overleg met de belangenbehartiger van de bena-
chauffeur die op een bouwplaats uitgleed over losliggend
deelde partij worden geregeld, tot claims waarbij de bena-
deelde partij - ondanks goed gemotiveerde betwisting
Het zal schadebehandelaars bij AVB-verzekeraars en hun
namens de verzekeraar van de werkgever - niet wil aanne-
advocaten eens te meer duidelijk zijn waar zij zich bij de
men dat er geen sprake is van werkgeversaansprakelijk-
P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5 vervolg van pagina 4
heid en een gerechtelijke procedure aanhangig maakt. De
goed te adviseren omtrent hetgeen rechtens geldt en al te
tot aan de Hoge Raad uitgeprocedeerde zaken van ‘het
hooggespannen verwachtingen omtrent schadevergoeding
Broodmes’, ‘de Dakdekker’, ‘de Koffievlek’ en ‘de
te temperen. Ook de A-G onderkent dit, naar wij afleiden
Uitglijdende vrachtwagenchauffeur’, zijn voorbeelden uit
uit zijn stelling dat vastgehouden moet worden aan de
de laatste categorie. Een groot aantal zaken komt echter
vaste koers dat de feitenrechter een ruime beoordelings-
nooit voor de rechter. Ofwel omdat ze in der minne wor-
marge heeft. Ook sluiten wij aan bij zijn woorden dat het
den geschikt, dan wel omdat de schadelijdende partij zich
nu eenmaal niet mogelijk is om regels te formuleren die
wel bij een goed gemotiveerde weerlegging van de claim
concreet houvast bieden voor allerlei zaken in de grijze
zone. Immers, met die constatering zijn wij precies weer
Het doet deugd dat Spier in noot 65 bij zijn conclusie
aangeland bij de aanvang van de vorige alinea, waarin wij
constateert dat de bijdragen in de PIV-Bulletins 2003, 01,
refereerden aan het feit dat behandelaars bij AVB-verzeke-
05 en 07 zeer voorzichtig zijn geformuleerd. Dat is wat
raars nu juist per definitie te maken krijgen met een veel-
ons betreft ook niet zo vreemd want - zoals hopelijk ook
heid aan claims in dat grijze gebied. Wat het PIV betreft
uit de onderhavige bijdrage weer mag blijken - wij onder-
hoeft Spier dus niet te vrezen (overweging 4.16) voor kri-
schrijven feitelijk hetgeen ook door Spier in zijn conclusie
tische opmerkingen onzerzijds dat er geen lijn zou zitten
voorafgaand aan het arrest van de Hoge Raad inzake De
in de rechtspraak en in zijn conclusies. Wat de doctrine
Lozerhof is gesteld. Dat er in het PIV-Bulletin ruime aan-
ervan zal zeggen zullen de andere vakbladen uitwijzen.
dacht aan de arresten ‘Broodmes’, ‘Dakdekker’ en
Dat overigens de wetgever allicht iets zou kunnen beteke-
‘Koffievlek’ is besteed, hebben wij zelf overigens niet
nen voor de beoordeling van zaken in de ‘grijze zone’,
zozeer ervaren als ‘het kraaien der victorie’. Wij zien het
heeft Lebbing betoogd in zijn bijdrage “Eigen schuld en
als een bevestiging dat een terecht gemotiveerd verweer
werkgeversaansprakelijkheid” in PIV-Bulletin 2005, 02.
van (de aansprakelijkheidsverzekeraar namens) de werk-
Voor wat betreft de veronderstelling van de A-G dat het
gever, in door art. 7:658 BW beheerste gevallen door de
met ‘Amerikaanse Toestanden’ wel zal meevallen (onder-
rechter nog steeds wordt gehonoreerd. Een visie die aan-
deel 6 van zijn conclusie), dagen wij iemand vanuit de
sluit bij de constatering van Spier in zijn conclusie, dat er
verzekeringswereld uit daaraan een ‘Column van .’ te wij-
vóór de eeuwwisseling een tendens viel waar te nemen,
den. Wie de handschoen wenst op te nemen, kan dat mel-
waarbij ervan werd uitgegaan dat werkgeversaansprake-
den bij het secretariaat van het bulletin. In dat geval hoopt
lijkheid op grond van art. 7:658 BW in haar praktische
de redactieraad dat wellicht Spier zelf zich vervolgens zal
uitwerking een risicoaansprakelijkheid dicht benaderde.
melden voor een ‘Column van .’ als reactie. Dit omdat hij
Ten onrechte, zoals wij allen weten na de in verband met
doet vermoeden daarover de nodige gedachten te hebben
het arrest HR De Lozerhof nog maar weer eens besproken
ontwikkeld, doch zijn conclusie voor De Lozerhof leent
arresten van ná de eeuwwisseling. In hoedanigheid van
zich er niet voor verder in te gaan op de verondersteld
(bij) PIV (aangesloten verzekeraars) verkennen wij niet
onverzekerbare gevolgen van ‘Amerikaanse toestanden’.
zozeer de grenzen van afwijzing. Wij houden vast aan de
ot slot nog dit: het zal de vakmensen in onze markt niet
grens van hetgeen rechtens is. Vanuit ons perspectief gin-
ontgaan zijn dat er inmiddels een nieuwe bron is ont-
gen de kwesties, welke aan de gerechtelijke procedures
sprongen waaruit wij voor de letselschaderegeling rele-
inzake ‘het Broodmes’, ‘de Dakdekker’, ‘de Koffievlek en ‘de
vante jurisprudentie kunnen putten. Het betreft de Sdu-
Uitglijdende vrachtwagenchauffeur’ ten grondslag lagen,
uitgave Jurisprudentie Aansprakelijkheid, afgekort als ‘JA’.
over die grens heen, hetgeen door de Hoge Raad is beves-
Het hier besproken arrest is opgenomen als nummer 9
tigd. Daarbij is niet in kwestie dat de verzekeraars ervoor
van 2005 in aflevering 1, 17 februari 2005. Dat komt dus
hebben gekozen om een benadeelde met de lijdensweg
neer op de voor de markt thans nog betrekkelijk nieuwe
van een lange procedure op te zadelen. Ons inziens heb-
verwijzing naar de vindplaats: HR 5 november 2004, JA
ben derhalve ook de deskundige belangenbehartigers van
de benadeelde partij een duidelijke rol, om benadeelden
P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5 Met het oog op de toekomst(schade), samen naar een oplossing Verslag eerste lustrum PIV Jaarconferentie
voldoende voeling voor personenschade en teveel
gerechtshoven, die kennelijk elk hun eigen ideeën hebben. Bovendien ontbreekt het aan voldoende op personen-schade toepasbare wetgeving. Ook de wetenschap laat zich niet ongemoeid. Meningenworden veelvuldig in het openbaar gegeven en gepubli-ceerd wordt er genoeg, maar men wil er toch maar niet inslagen met feitelijk inhoudelijke suggesties te komen. De hele branche zal deze wirwar van belangen tochondergeschikt moeten maken aan het grootste gezamen-lijke belang. Immers, een benadeelde heeft er niet alleenrecht op dat hij op een maatschappelijk verantwoordemanier en binnen een redelijke termijn de geleden schadevergoed krijgt, maar dient ook als belangrijkste partij teworden gezien. Normering van een aantal voor sommigen
Op vrijdag 18 maart 2005 bezochten bijna 300 personen
ondergeschikte processen kan veel onnodige vertraging en
de vijfde PIV-Jaarconferentie in Congrescentrum Oud
Om de willekeurige richtingen en daardoor even willekeu-rige uitkomsten van het huidige proces van de personen-
Na een welkomstwoord van mr. F. Theo Kremer - direc-
schaderegeling te illustreren, gebruikte Den Hollander aan
teur van het PIV - nam de dagvoorzitter, prof. mr. J. H.
het einde van zijn spreektijd een fragment van een televi-
Wansink - hoogleraar verzekeringsrecht, Verzekerings-
sieprogramma waar Nederland ooit massaal voor thuis-
instituut EUR - de leiding. Omdat het hier om een feeste-
bleef, de caviabak van Fred Oster van Avro’s WieKent Quiz.
lijke bijeenkomst ging, was gekozen voor een andere opzetdan men van het PIV gewend is. Geen stemrondes en
Visie van een belangenbehartiger op enkele
stemkastjes deze keer: de deelnemers werden uitgenodigd
tijdens de lunchpauze middels witte en groene knikkers
Mevrouw mr. G. M. van Wassenaer - Beer Advocaten -
aan te geven wat zij over vijf jaar op het gebied van de
hield een niet minder fel betoog en wees op een aantal
personenschade gerealiseerd wilden zien en wat zij ver-
misverstanden in de branche wat betreft de schadebeper-
wachtten dat de realiteit dan zou zijn.
kingsplicht van de benadeelde. Omdat voor aansprakelijk-heid een ander regime geldt dan voor sociale verzekerin-
Ochtendsessie
gen, zal een verzekeraar - wanneer de betrokkene zijn best
De toekomst van personenschade; waarom makkelijk
doet zijn schade te beperken - daar iets tegenover moeten
stellen. Het is wel erg makkelijk na een ongeval kritiek te
Mr. H. J. den Hollander - Fortis ASR - hield een pittig
leveren op de genomen stappen om te schade te beperken
betoog vol kritische opmerkingen, waarbij hij niet
en zeker als die kritiek uit de hoek van de veroorzaker
schuwde de hand in de boezem van de eigen achterban te
komt. Waarom nemen verzekeraars een aantal zaken
waarmee een benadeelde te maken krijgt niet zelf in dek-
In de media wordt vrij negatief geoordeeld over de manier
king of wordt een deel van de vergoeding niet in natura
waarop verzekeraars zouden proberen de regeling van per-
voldaan? Dat is toch veel efficiënter en daardoor goedko-
sonenschadeclaims zo lang mogelijk uit te stellen en daar-
per? Ook het afkopen ineens kan helpen traumatische
probleemveroorzakers - als het soms eindeloos gekissebis
Belangenbehartigers zouden slechts uit zijn op eigen
over details - te ondervangen. Bij de berekening van het
financieel gewin en hun cliënten zowel slechte voorlich-
verlies van arbeidsvermogen zouden onderwerpen als
ting als slechte dienstverlening geven.
beroep, lengte van de carrière voor het ongeval, preëxis-
Waar een klein land groot in denkt te zijn: dat er zoveel
tentie, de financiële positie en de samenstelling van het
tegenstrijdigheid is in arresten, vindt zijn oorzaak vooral
gezin moeten prevaleren boven de thans gehanteerde en
in het feit dat er in Nederland te weinig rechters zijn met
vaak volkomen willekeurig gekozen gegevens, zoals statis-
P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5 vervolg van pagina 6
tieken, familieanamnese en detectivewerk richting werk-gevers en (oud)collega’s. Bewijslast en mededelingsplicht bij toekomst-schadeMr. J. Ekelmans - Ekelmans & Meijer Advocaten - wees erop dat wat betreft de mededelingsplicht de bewijslast tochaltijd ligt bij de benadeelde. Net als in de vaderlandsegeschiedenis is het zonder lering trekken uit het verledenschier onmogelijk de juiste stappen te nemen in hetheden. Bovendien gaat art. 6 van het Europees Verdragvoor de Rechten van de Mens niet alleen uit van de priva-cybescherming van benadeelden, maar ook van het recht
van verzekeraars op gelijke toegang tot informatie. Doorhet afleggen van de eed van Hippocrates zijn medisch
loop van het spel meedeelde niet langer van zijn diensten
adviseurs gebonden aan geheimhoudingsplicht en ver-
strekken zij de verzekeraars niet meer dan de absoluutnoodzakelijke informatie. Spreker verwees hiervoor naar
Middagsessie
de website van de Interdisciplinaire Werkgroep Medische
Na de theepauze deed NMI-Mediator Letselschade
Deskundigen, www.rechten-vu.nl/iwmd. Het is niet meer
H. Brink - Univé - verslag van de parallelsessies en de
dan redelijk dat beide partijen beschikken over dezelfde
resultaten daarvan. In geen enkele sessie kon de casus
worden opgelost. Er was slechts sprake van positionering-gesprekken waarbij oud zeer uit het verleden een hoofdrol
Verfrissend was dat de deelnemers tijdens de overigens
speelde. Een onafhankelijk mediator kan vanaf de zijlijn
prima verzorgde lunch werden verrast met muzikale
partijen tot elkaar brengen en laten vertrekken vanuit een
accenten verzorgd door een violiste en een accordeoniste.
gezamenlijk belang door ontstane verschillen van inzicht
Zij liepen van tafel naar tafel en onderbraken zo hier en
(men vindt de standpunten van de andere partij al gauw
daar speels discussies. Het duo zorgde ook tijdens de bor-
‘te grijs voor woorden’) bespreekbaar te maken, knopen
rel na afloop voor een feestelijke omlijsting.
door te hakken over wat wel en wat niet reëel of relevantis en de wederzijdse belangen inzichtelijk in kaart te bren-
Aansluitend aan de lunch werd in parallelsessies een casusbehandeld over een inmiddels afgehandelde postwhiplash
traumazaak, die zich bijna elf jaar had voortgesleept.
Mr. G. H. J. Hulsbergen re - Pi-advice en NMI-Mediator
Onder begeleiding van een NMI-Mediator Letselschade
Letselschade - legde uit wat mediation voor de personen-
moest een eindgesprek worden gehouden tussen de bena-
schaderegeling als alternatieve vorm van geschillenoplos-
deelde en diens belangenbehartiger enerzijds en de verze-
sing inhoudt. De formule van de zeven V’s is ‘een
keraar en diens personenschadebehandelaar anderzijds.
Vrijwillig door alle partijen - en steeds in samenspraak
Tijdens de sessie moest men komen tot een voor alle par-
met de benadeelde - gegeven Volmacht om Vormvrij en
tijen bevredigende schaderegeling, daarvan de gezamen-
op Vertrouwelijke basis door partijen Verplichte inspan-
lijke uitgangspunten beschrijven en - als men tot een
ning te laten doen voor een Voorlopig staakt het vuren dat
oplossing kwam - aangeven wat partijen zolang verdeeld
Vrijblijvend leidt tot een vaststellingsovereenkomst’.
Mediation kan vastgelopen processen vlottrekken en
Bij een van deze sessies was ik aanwezig. Na soms felle dis-
zowel de schade van de benadeelde als de schadelast van
cussies speelden twee ‘verzekeraars’ en twee ‘belangenbe-
hartigers’ respectievelijk de rol van maatschappij/behan-delaar en benadeelde/belangenbehartiger. Alhoewel het
om een rollenspel ging, bleek dat partijen in het vuur van
Van een interview met de benadeelde, diens belangenbe-
het debat al snel vergaten een rol te spelen en zich steeds
hartiger en de verzekeraar in een onder begeleiding van
meer opstelden zoals zij dat in de praktijk gewend zijn.
een mediator de afgehandelde zaak waarop de in de
Saillant ‘detail’ was dat de benadeelde amper bij het
parallelsessies behandelde casus was gebaseerd, werd een
gesprek werd betrokken en voor hem bestemde vragen
indrukwekkende video vertoond. Daarin kreeg de bena-
maar al te vaak werden gericht tot zijn belangenbeharti-
deelde uitgebreid de gelegenheid zijn door de jaren heen
opgebouwde frustraties van zich af te praten.
Dat ook de belangenbehartiger zijn cliënt amper betrok
Dat het elf jaar heeft moeten duren om het schaderege-
bij het gesprek en - zonder overleg - een van de eerste
lingsproces af te handelen, kwam vooral door communi-
aanbiedingen van de aansprakelijke partij zonder meer
catiestoornissen, langdurig en vaak ‘op de man gespeeld’
aanvaardde, leidde er zelfs toe dat de betrokkene in de
getouwtrek over details en vooral het bijna ontbreken van > P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5 vervolg van pagina 7
persoonlijk contact tussen de benadeelde en de verzeke-
kon niet veel zinnigs zeggen over wat de deelnemers
raar. Waarschijnlijk door het steeds aantreden van een
hopen én verwachten van de personenschaderegeling in
andere behandelaar werd het dossier steeds dikker en voor
2010. Van de 1.800 knikkerstemmen waren er slechts 850
uitgebracht. Zou het dan toch meer om de knikkers gaan
Confronterend was de gedachte hoe het ooit zo ver heeft
dan om het spel? Het zou niet verbazen, wanneer er bin-
kunnen komen. Het is waardevol daaruit de les te trekken
nenkort in Nederland een nieuwe knikkerrage is.
dat het verdraaid moeilijk is maatschappelijk verantwoordeen letselschadezaak af te wikkelen, zonder persoonlijk
In zijn slotwoorden drong de dagvoorzitter er bij de aan-
contact met de benadeelde en op basis van papieren
wezigen op aan met alles wat zij die dag hebben gehoord
en waargenomen ook daadwerkelijk iets te doen. Iedereen
Zowel de benadeelde, de belangenbehartiger als de verze-
kan zijn eigen verantwoordelijkheid nemen door zelf een
keraar verdienen een pluim dat zij op een zo indringende
push te geven. Ook belangenbehartigers hebben hun
manier met ‘de billen bloot’ hebben durven gaan.
beslismomenten. Waarom komt er geen ‘spoorboekje’voor de letselschaderegeling? Het mooiste geschenk voor
Wat zou men ‘willen’ dat er in 2010 is bereikt en wat
Theo Kremer als directeur van het PIV bij het tweede lus-
‘denkt’ men dat er in 2010 zal zijn bereikt?
trum van de PIV Jaarconferentie zou de vaststelling zijn
Wat betreft de uitslag van de ‘knikkerstemming’: Wansink
dat er na vandaag veel positiefs is gebeurd. Zelfstandig verhaalsrecht en verjaring: civiel plafond wijst de weg HR 1 april 2005, AS6006, C04/030HR
ring van een eigen zelfstandig verhaalsrecht lange tijd geen
eenduidige opvatting. Aan deze discussie lag het bijzon-dere karakter van het vorderingsrecht ten grondslag. Kenmerkend van het zelfstandig verhaalsrecht is enerzijdsdat er geen overgang van de vordering heeft plaatsgevon-den alvorens verhaal kan worden gepleegd. Er wordt dusgeen recht van de benadeelde uitgeoefend, zoals bij subro-gatie het geval is, maar er is sprake van een eigen recht. Het verhaal op grond van het zelfstandig recht mag ander-zijds echter niet zover reiken dat de aansprakelijke partijmeer zou moeten vergoeden dan hij naar burgerlijk rechtschadevergoedingsplichtig is, het zogenaamde civiele pla-fond. Dit tweeledige karakter (eigen recht/civiel plafond) bete-
Inleiding
kende voor wat betreft de verjaring voer voor juristen.
De Hoge Raad heeft een belangrijk arrest gewezen voor
Zeer kort samengevat en zonder bronvermelding gingen
wat betreft de verjaring van een zelfstandige verhaalsvor-
dering. Het arrest is niet alleen relevant voor het verhaal
(i) het hier een zelfstandige vordering betrof, onderwor-
van gemaakte ziektekosten op grond van art. 83b ZFW,
maar ook voor verhaalsvorderingen op grond van de arti-
(ii) art. 3:306 BW van toepassing zou zijn met een verja-
kelen 90 WAO, 2 VOA, 52a ZW, 69 WAZ, 61 Wajong en 75
ringstermijn van twintig jaar omdat het geen vorde-
ring tot vergoeding van geleden schade betrof maar
In de literatuur en jurisprudentie bestond zowel ten aan-
zien van het regime als het aanvangstijdstip van de verja-
(iii) de vijfjarige verjaringstermijn van art. 3:310 BW van
P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5 vervolg van pagina 8
toepassing zou zijn en wel vanaf de dag dat er be-
standpunt dat de vordering van ZAO was verjaard.
talingen door de regresnemer waren verricht;
Aangevoerd werd dat de vrouw de schade en de aanspra-
(iv) de vijfjarige verjaringstermijn van art. 3:310 BW van
kelijk geachte persoon omstreeks het moment dat de
toepassing zou zijn met de bekendheid van de regres-
schadelijke gebeurtenis plaatsvond kende (21 januari
nemer omtrent schade en aansprakelijke persoon als
1994), doch in ieder geval op het moment dat zij de aan-
sprakelijkstelling verzond (3 maart 1994). Voornoemde
(v) er moest worden aangeknoopt bij de verjaringster-
data dienden ook als uitgangspunt voor de beoordeling
mijn van de vordering van de benadeelde.
van de vordering van ZAO, nu de werking van het civieleplafond maakte dat de aansprakelijke partij ten opzichte
Hoge Raad Bijlsma/ABP
van ZAO niet in een ongunstiger positie kon komen te
Bij arrest van 31 mei 2002 - NJ 2004, 161, zie ook Van
verkeren dan zij ten opzichte van de vrouw zou hebben
Wees in PIV-Bulletin 2002, 7 - waarin het een op art. 2
verkeerd. Voorgaande stellingen impliceerden dat de verja-
VOA gebaseerde vordering betrof, maakte de Hoge Raad
ring reeds was voltooid vóór de stuitingsbrief van ZAO
een einde aan de discussie welk regime van toepassing zou
zijn en werd voor wat betreft de zelfstandige verhaalsvor-
ZAO daarentegen stelde zich op het standpunt dat er
dering gekozen voor toepassing van art. 3:310 BW. De
sprake was van een zelfstandig vorderingsrecht voor de
Hoge Raad verwees hierbij nadrukkelijk naar het civiele
verjaring waarvan beslissend is op welk tijdstip zij bekend
plafond: het verhaalsrecht mag er niet toe leiden dat de
was met de schade en aansprakelijke persoon. Volgens
aansprakelijke persoon in een slechtere positie zou komen
ZAO was dit tijdstip gelegen in oktober 1998.
te verkeren dan waarin hij zou hebben verkeerd, indien hij
Rechtbank en hof oordeelden dat het om de vordering
door de getroffene zelf tot schadevergoeding zou zijn aan-
van ZAO ging en dat in het licht van art. 3:310 BW de
gesproken. Dit gold volgens de Hoge Raad niet alleen voor
wetenschap van de crediteur doorslaggevend was. Volgens
de hoogte van de vordering maar ook voor de lengte van
het hof zou de rechtsvordering van ZAO enkel verjaard
zijn, indien ZAO in de periode van 21 januari 1994 tot 9
Vanaf dat moment was derhalve duidelijk dat een regres-
juni 1994 zowel met de schade als met de aansprakelijke
vordering verjaart door verloop van vijf jaren na de aan-
persoon bekend was geworden. De Hoge Raad besliste
vang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde
zowel met de schade alsmede de daarvoor aansprakelijkepersoon bekend is geworden. Na voornoemd arrest res-
De Hoge Raad
teerde echter nog de vraag om wiens bekendheid het ging. “Uit de toepasselijkheid van art. 3:310 lid 1 BW vloeit voort
Alleen om die van de ‘benadeelde’ regresnemer of (ook)
dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de verjaring van de
die van de rechtstreeks benadeelde zelf? Op deze vraag is
rechtsvordering van een ziekenfonds aanvangt met ingang
de Hoge Raad inmiddels ingegaan en wel in een medische
van de dag volgende op die waarop het zowel met de schade
aansprakelijkheidszaak, waarin overigens naast het verja-
als met de aansprakelijke persoon bekend is geworden. Dit
ringsaspect ook interessante overwegingen voorkomen ten
neemt echter niet weg dat het strookt met het in art. 83b
aanzien van in ziekenhuizen aanwezige protocollen, zowel
Zfw neergelegde civiele plafond aan te nemen dat een aan-
voor wat betreft de inhoud als het gebruik hiervan. sprakelijke persoon zich jegens het ziekenfonds erop kanberoepen dat het niet een rechtsvordering kan instellen diereeds zou zijn verjaard, zo deze niet door het ziekenfonds
Op 21 januari 1994 beviel een vrouw middels een keizer-
maar door de getroffene zelf zou zijn ingesteld. Dit wordt
snede in het ziekenhuis. Het was artsen en verplegend per-
mede hierdoor gerechtvaardigd dat aldus geen moeilijk te
soneel bekend dat zij overgevoelig was voor penicilline. De
verklaren verschil bestaat met de situatie waarin degene die
gynaecoloog gaf tijdens de bevalling opdracht tot toedie-
de door de getroffene geleden schade heeft vergoed en op
ning van Augmentin, hetgeen als contra-indicatie toepas-
grond van art. 248 K wordt gesubrogeerd in diens vordering
sing bij overgevoeligheid voor penicilline heeft. Na toedie-
op de aansprakelijke persoon, nu immers de verweermidde-
ning kreeg de vrouw een heftige allergische reactie, raakte
len van deze ingevolge art. 6:145 BW onverlet blijven. Te
in coma en liep hersenletsel op. ZAO, alwaar de vrouw
bedenken valt hierbij nog dat uit de wetsgeschiedenis van
tegen ziektekosten was verzekerd, maakte in verband met
art. 83b Zfw niet valt af te leiden dat een verschil is beoogdtussen deze bepaling en het voordien ook op het verhaals-
De vrouw ging bij brief van 3 maart 1994 tot aansprake-
recht van een ziekenfonds toepasselijke art. 284 K.”
lijkstelling over. ZAO echter eerst bij brief van 9 juni 1999.
Volgens de Hoge Raad is dus niet alleen van belang of
De (verzekeraar van de) gynaecoloog stelde zich op het
ZAO voor 9 juni 1994 bekend was met de schade en de
P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5 vervolg van pagina 9
aansprakelijke persoon, maar ook of de vrouw voor 9 juni
Hoge Raad mijns inziens tot een effectieve debiteuren-
bescherming gekomen. De kans, dat een vordering van de regresnemer reeds ver-
Civiel plafond als corrigerende factor
jaard is voordat hij zelf bekend is met de verhaalbaarheid,
In geval van een zelfstandige verhaalsvordering moet der-
is overigens niet groot. Bedacht dient te worden dat in
halve eerst worden vastgesteld of de vordering van de re-
verzekeringsvoorwaarden voor verzekerden veelal de ver-
gresnemer is verjaard waarbij de wetenschap van de regres-
plichting is opgenomen de verzekeraar informatie te ver-
nemer doorslaggevend is en daarna - binnen het kader
schaffen die met het oog op verhaalsvorderingen van
van het civiele plafond - of een correctie nodig is. Met
belang is. Ook wordt op een schadeformulier doorgaans
andere woorden: de bekendheid van de regresnemer met
de vraag gesteld of er een aansprakelijke partij aanwezig is.
de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon wordt
In ieder geval doet de regresnemer er goed aan zijn zaken
tot uitgangspunt voor de verjaring genomen, maar het
zodanig te organiseren dat hij tijdig weet of er iets te ver-
civiele plafond brengt mee dat aan de regresnemer kan
worden tegengeworpen dat de vordering reeds verjaard
Indien de regresnemer eerder met de schade en de daar-
zou zijn, indien deze door de benadeelde zelf zou zijn
voor aansprakelijke persoon bekend is geworden dan de
ingesteld. Aldus kan de regresnemer niet méér vorderen
benadeelde - hetgeen in verband met de aanwezige exper-
dan de benadeelde, maar ook niet langer dan de bena-
tise niet ondenkbaar is - gaat het door de Hoge Raad
geformuleerde uitgangspunt op dat de verjaring aanvangt
De Hoge Raad laat voorts weten dat er op deze wijze geen
met ingang van de dag volgende op die waarop het zowel
moeilijk te verklaren verschil meer bestaat met de situatie
met de schade als met de aansprakelijke persoon bekend is
waarin art. 284 K van toepassing is. Denk aan de particu-
liere ziektekostenverzekeraar. Immers, overgang van een
A-G Spier wijst in zijn (lezenswaardige) conclusie nog op
vordering laat ingevolge art. 6:145 BW de verweermidde-
de problemen die mogelijk kunnen ontstaan als de bena-
len onverlet, dus ook een verjaringsverweer in verband
deelde zelf inmiddels is overleden, in coma is geraakt of
met bekendheid van schade en aansprakelijke persoon bij
met de noorderzon is verdwenen. Alsdan zal niet kunnen
de eerste crediteur. Op dit punt is een gelijkstelling met
worden vastgesteld wanneer de benadeelde subjectief met
subrogatie bereikt. Uit de wetsgeschiedenis is volgens de
de schade en de aansprakelijke persoon bekend is gewor-
Hoge Raad ook niet af te leiden dat de wetgever een ver-
den. Ook kan gedacht worden aan het geval waarin het de
benadeelde niets kan schelen en er van zijn kant geen
Gelet op het voorgaande kan het voorkomen dat de
enkele moeite wordt gedaan om de aansprakelijke persoon
rechtsvordering van een regresnemer reeds is verjaard
te achterhalen. Het komt mij voor dat er in dergelijke
voordat de regresnemer zelf bekend is met de verhaalbaar-
gevallen (uitsluitend) gekeken kan en dient te worden
heid van de uitkering. Verjaring dient echter de rechtsze-
naar de wetenschap van de regresnemer. Het correctieme-
kerheid en tevens ter bescherming van de debiteur tegen
chanisme treedt alsdan niet in werking.
verouderde aanspraken. De positie van de aansprakelijke
Al met al raakt het hobbelige pad van de verjaring
partij mag niet verslechteren door het verhaalsrecht en
behoorlijk geplaveid en kan er nog bezwaarlijk worden
door middel van aansluiting bij het civiele plafond is de
gesproken van een ‘instituut in de steigers’
P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5 Schadebeperkingsplicht. Benutbare verdiencapaciteit. Statistisch materiaal Rb. Maastricht 26 mei 2004 en 13 oktober 2004, zaaknr. 89291/HA ZA 04-60
Op 1 mei 1991 vond een aanrijding plaats, waarbij een op
dat moment 21-jarige kraamverzorgster letsel opliep aan
haar rechterknie. De aansprakelijkheid werd door deWAM-verzekeraar van de veroorzaker van het verkeerson-
naar een deeltijdbaan zou hebben moeten overgaan, dan
geval erkend. De vrouw heeft gesteld dat zij blijvend letsel
wel zich zou moeten hebben laten omscholen.
aan haar knie ondervindt, waardoor zij haar werk als
Desalniettemin heeft de verzekeraar getracht een bijdrage
kraamverzorgster niet meer full-time, maar nog slechts
te leveren aan een voorspoedige reïntegratie, onder meer
voor 50 % zou kunnen uitvoeren. De verzekeraar heeft
door inschakeling van een adviesbureau dat de capacitei-
betwist dat er door de vrouw meer schade is geleden dan
ten en interesses van de vrouw in kaart heeft gebracht. Zij
de door verzekeraar reeds betaalde voorschotten van ruim
bleek onder meer geschikt om administratieve functies te
€ 30.000. De verzekeraar heeft dit standpunt gebaseerd op verrichten, alsook andere niet kniebelastende beroepen. de navolgende relevante feiten en omstandigheden, welke
Volgens de verzekeraar is het echter aan de passieve hou-
zich in de periode tussen ongevaldatum en de op 11
ding van de vrouw te wijten geweest, dat het gestarte reïn-
december 2003 namens de vrouw uitgebrachte dagvaar-
tegratietraject niet tot concrete plannen en successen heeft
geleid. Zo heeft de verzekeraar bemiddeld bij het tot stand
De vrouw is in de periode 1 mei 1991 tot 3 juni 1991
komen van een stageplaats waarmee de vrouw zich een
arbeidsongeschikt geweest. Nadat zij op 3 juni 1991 haar
beter beeld zou kunnen vormen omtrent administratief
werk als kraamverzorgster weer full-time had hervat, heeft
werk. De stageplaats werd door de vrouw echter ongemo-
zij zich op vanaf 11 september 1991 weer arbeidsonge-
tiveerd van de hand gewezen. Een combinatie van stage
schikt gemeld in verband met knieklachten. De diagnose
met haar parttime werk als kraamverzorgster wilde zij niet
was een posttraumatische chondromalacie. Per 9 septem-
proberen. Evenmin wilde zij een full-time administratieve
ber 1992 werd de mate van arbeidsongeschiktheid in het
functie zoeken. Pas ruim vijf jaar na ongevaldatum, in de
kader van de WAO vastgesteld op 80-100 %. Omdat zij
zomer van 1996, startte de toen inmiddels 27-jarige vrouw
echter in aangepaste vorm doorwerkte, zij werd ingezet bij
met een omscholingscursus tot receptioniste bij Instituut
gezinnen die gelijkvloers woonden, kreeg zij geen uitke-
Schoevers. Na de opleiding zou zij weer op full-time basis
ring. Het loon werd door de werkgever volledig doorbe-
aan de slag kunnen op een ten minste vergelijkbaar ver-
taald. Er is dan ook tot op dat moment geen sprake
dienniveau als dat van kraamverzorgster. De verzekeraar
geweest van schade wegens verlies van arbeidsvermogen.
heeft geparticipeerd in de kosten van de opleiding.
Vanaf 11 augustus 1993 heeft de Gemeenschappelijke
Coulancehalve heeft de verzekeraar ermee ingestemd dat
Medische Dienst (GMD) het verlies aan verdiencapaciteit
de vrouw deze tweejarige opleiding in drie jaar, dus medio
vastgesteld op 0 %. De vrouw werd geschikt geacht om
1999, succesvol mocht zien af te ronden. Zonder de verze-
met passende functies een zelfde inkomen te verdienen als
keraar daarin te kennen, heeft de vrouw echter op enig
dat van een full-time kraamverzorgster. Vanaf 4 november
moment de opleiding afgebroken en ging zij een opleiding
1993 heeft de werkgever de vrouw een veranderd dienst-
tot secretarieel medewerker volgen. Ook deze opleiding
verband aangeboden, van 50 %. De verzekeraar heeft
rondde zij uiteindelijk echter niet af, waarbij zij weigerde
gemotiveerd betwist dat de verminderde inzetbaarheid bij
herexamens te doen teneinde te trachten het diploma als-
de werkgever in causaal verband stond met het aan de
nog te behalen. Ook had de vrouw gesteld dat zij de oplei-
vrouw overkomen ongeval van 1 mei 1991. Daarvoor
ding(en) zou hebben afgebroken omdat zij geen affiniteit
speelden meerdere facetten een rol, zoals organisatorische
zou hebben met personal computers (PC). Deze stelling
mogelijkheden voor de werkgever en het aanbod van
strookte echter niet met de uitkomst van het hierboven
werk. Tevens bleek uit het rapport van de GMD dat de
aangehaalde onderzoek naar haar capaciteiten en interes-
vrouw was aangewezen op rugsparende arbeid op grond
ses en leek ook moeilijk te rijmen met haar participatie
van een preëxistente scoliose, doch hierover weigerde de
aan een PC-project bij haar werkgever.
vrouw zich nader uit te laten. Echter aangezien eenkraamverzorgster haar rug veelvuldig dient te belasten,
Genoemde feiten en omstandigheden leidden ertoe dat de
was duidelijk dat de vrouw ook in de hypothetische situ-
verzekeraar zich op het standpunt stelde dat de vrouw in
atie - dat het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden -
strijd met haar schadebeperkingsplicht handelde. Daarbij > P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5 vervolg van pagina 11
ook in acht genomen het feit dat de GMD per 1 december
deelde naar het oordeel van de rechtbank gehouden, om
1993 het verlies aan verdienvermogen had gesteld op 0 %,
datgene te doen wat onder de omstandigheden in redelijk-
hetgeen correspondeert met minder dan 15 % arbeidson-
heid van haar kan worden gevergd om de schade te beper-
geschiktheid. De verzekeraar betwistte dat er sprake was
ken. Indien zij hierin toerekenbaar tekortschiet dient zij de
van ongevalgerelateerde schade wegens verlies van arbeids-
daarmee verband houdende schade zelf te dragen. De ver-
vermogen. Hetgeen te meer betwistbaar was, gelet op de
zekeraar is dan niet aansprakelijk voor de verdere
niet ongevalgerelateerde rugproblematiek die in de situatie
geclaimde inkomensschade. Ingevolge de hoofdregel van
het ongeval weggedacht ook een rol zou zijn gaan spelen
art. 150 Rv draagt de verzekeraar de bewijslast van de stel-
bij de beroepskeuze. De vrouw kon naar de mening van de
ling dat benadeelde de schadebeperkingsplicht niet heeft
verzekeraar in deze concrete situatie niet volstaan met het
nageleefd. De rechtbank oordeelt dat op grond van de
accepteren van een 50 % dienstverband en van verzekeraar
hierboven door verzekeraar genoemde omstandigheden
verlangen om de andere 50 % tot in de verre toekomst aan
genoegzaam is komen vast te staan dat de vrouw toere-
te vullen inclusief veronderstelde pensioenschade. Zij moet
kenbaar is tekortgeschoten in haar verplichting haar
in staat worden geacht om in een andere passende functie
schade te beperken. Bovendien stelt de rechtbank vast dat
een gelijk inkomen als in de kraamzorg te realiseren. Daar
genoegzaam is komen vast te staan dat er sprake is van
kwam bovendien nog bij, dat de vrouw op 12 november
1997 een kind had gekregen, waardoor de verzekeraar zich
De rechtbank stelt de vrouw in de gelegenheid om aan te
erop beriep dat het een feit van algemene bekendheid is,
tonen dat zij tevergeefs inspanningen heeft verricht om op
dat vrouwen na gezinsvorming niet meer full-time aan het
de arbeidsmarkt te geraken. Dan wel feiten en omstandig-
arbeidsproces deelnemen, met name niet in de zorgsector.
heden op grond waarvan die inspanningen niet van haar
Uit de rechtspraak blijkt voldoende het belang van statisti-
konden en kunnen worden gevergd. In dit verband wil de
sche gegevens bij de beoordeling van de redelijke verwach-
rechtbank ook een nadere toelichting krijgen, waarom de
tingen ten aanzien van de beoordeling van hypothesen en
vrouw de opleiding niet heeft afgerond en waarom zij geen
de begroting van schade. Al met al had de vrouw kennelijk
gebruik heeft gemaakt van de aangeboden stageplaats.
reeds in 1993 haar prioriteiten dermate bijgesteld, dat zij
Ter uitvoering van dit vonnis stelt de vrouw allereerst dat
genoegen nam met een teruggang van full-time naar 50 %,
de onregelmatige werktijden in de kraamzorg in de weg
in de baan die zij ten tijde van het ongeval vervulde. Dat is
stonden aan een door de verzekeraar geregelde stageplaats.
een vrije keuze van de vrouw, doch het niet benutten van
Verder stelt zij dat verzekeraar ervan zou hebben afgezien
bestaande restcapaciteit kan niet voor rekening van de ver-
dat zij zich full-time beschikbaar stelde, zolang haar stu-
dieresultaten voldoende bleven. Voor wat betreft het niet
Met de uiteindelijk op 11 december 2003 uitgebrachte
voltooien van haar opleiding bij Schoevers herhaalt zij dat
dagvaarding vorderde de vrouw een verklaring voor recht,
zij geen affiniteit heeft met computers. Verder stelt zij dat
dat de verzekeraar verplicht was om naast reeds uitge-
de verzekeraar achter bleef met betalingen en afspraken
keerde bedragen van in totaal ruim € 30.000 verdere (toe-
tot begeleiding naar de arbeidsmarkt niet nakwam. Zij
komst)schade te vergoeden. De hoogte van de schade
stelt dat zij zich niettemin volledig heeft ingezet en acht
werd daarbij (nog) niet nader begroot. De verzekeraar
dat gestaafd door vijf deelcertificaten voor onderdelen van
stelde zich op het standpunt dat er geen sprake meer was
de opleiding welke zij wel behaald heeft. Tot slot overlegt
van voor vergoeding in aanmerking komende schade die
zij twee sollicitatiebrieven uit december 1995 en een
in causaal verband zou staan met het ongeval van 1 mei
1991. Bovendien dat het, gelet op het feit dat er al jaren
Op 13 oktober 2004 wijst de rechtbank eindvonnis.
sprake was van een medische eindtoestand, voor bena-
Volgens de rechtbank leiden deze stellingen niet tot de
deelde mogelijk moest zijn om haar schade nader te con-
conclusie dat de vrouw aan haar schadebeperkingsplicht
cretiseren. Tijdens een comparitie van partijen heeft de
heeft voldaan. Dat geldt volgens de rechtbank te meer voor
vrouw aangegeven dat zij van mening was, met name
de in deze zaak relevante periode van na circa april 1999,
schade wegens verlies van arbeidsvermogen te hebben
derhalve nagenoeg acht jaar na ongevaldatum, tot waaraan
geleden “uit het na eind 1998, althans medio 1999 ten
de bevoorschotting door verzekeraar heeft plaatsgevonden. opzichte van een full-time dienstverband als kraamverzorg-
De rechtbank onderbouwt haar oordeel als volgt: “aanster gederfd inkomen”, en vorderde zij dat verzekeraar dit
voormeld oordeel ligt ten grondslag, dat [de vrouw] in hetkader van haar schadebeperkingsplicht in beginsel verplichtwas om zich aan de gewijzigde situatie aan te passen en voorRechtbank zover redelijkerwijs mogelijk zelf een volledig inkomen te
Bij tussenvonnis van 26 mei 2004 stelt de rechtbank vast,
genereren, ook indien dat in plaats van een baan in de
dat het meest verstrekkende verweer van de verzekeraar
kraamzorg een andere - kniesparende - baan zou betekenen.
erop neer komt, dat eventuele inkomensschade na 1999
Uit alleen twee sollicitatiebrieven d.d. 20 december 1995 en
voor rekening van de vrouw zelf dient te komen, omdat
een nieuwe arbeidsovereenkomst d.d. 28 mei 2002 ter zake
zij restcapaciteit niet heeft aangewend in een andere pas-
wederom een parttime dienstverband blijkt niet - behoudens
sende functie en aldus niet heeft voldaan aan haar schade-
bijzondere omstandigheden die zijn gesteld noch gebleken -
beperkingsplicht. Op grond van art. 6:101 BW is de bena-
dat [de vrouw] die verplichting heeft nageleefd”.P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5 vervolg van pagina 12
Verder geeft de rechtbank nog aan dat de keuze van de
daar een voorbeeld van. Door de verzekeraar waren de
vrouw om tot haar nieuwe parttimebaan in de kraamzorg
nodige tegenprestaties verricht, terwijl de benadeelde
werkzaam te blijven, gegeven haar verplichting tot aanpas-
anderzijds niet bereid bleek om zich naar redelijkheid en
sing en zonder nadere toelichting welke in dit geval ont-
billijkheid aan de situatie na ongeval aan te passen.
breekt, niet zonder meer als redelijk kan worden
Het vonnis is overeenkomstig de - ook door Van
beschouwd. De bereidheid van de verzekeraar om af te
Wassenaer aangehaalde - jurisprudentie van de Hoge Raad,
zien van volledige beschikbaarheid disculpeert evenmin,
met name HR 15 mei 1998, NJ 1998, 624 (Vehof/Helvetia)
omdat dit slechts gold voor de duur van de opleiding en
en HR 13 december 2002, NJ 2003, 212 (B./Olifiers).
daaraan de voorwaarde verbonden was van voldoende
Om een citaat uit het laatstgenoemde arrest dat tevens ver-
studieresultaten. Het veronderstelde ontbreken van affini-
wijst naar het eerstgenoemde arrest aan te halen: “Op de
teit met computers kan een verklaring zijn voor het
benadeelde partij rust de bewijslast ter zake van de schade
ondanks volledige inzet niet afronden van de opleiding,
waarvan zij vergoeding vordert, en dit geldt ook voorzover zij
maar niet voor het feit dat de vrouw het gelaten heeft bij
deze vordering baseert op verlies van toekomstige inkomsten
slechts twee sollicitatiebrieven in 1995 en een nieuwe -
uit arbeid. Het Hof heeft dan ook ten onrechte de gemoti-veerde ontkenning door de arts van de stelling van patiënte
Hiermee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat
dat zij nog tot haar zestigste levensjaar full time zou hebben
de vrouw toerekenbaar is tekortgeschoten in de naleving
gewerkt, aangemerkt als een stelling waarvan de bewijslast op
van haar schadebeperkingsplicht en wel zodanig dat er
hem rust. De vraag of de benadeelde schade heeft geleden
geen sprake meer is van een verdere schadevergoedings-
door verlies van toekomstige inkomsten uit arbeid, moet wor-
verplichting van de verzekeraar. Indien er al sprake zou
den beantwoord door vergelijking van de feitelijke inkomens-
zijn van ongevalgerelateerde schade wegens verlies van
situatie na het schade veroorzakende voorval met de hypo-
arbeidsvermogen na april 1999, dan komt de schadever-
thetische situatie bij het wegdenken daarvan. Bij zulk een
goedingsverplichting op grond van het bepaalde in art. vergelijking komt het aan op de redelijke verwachting van de
6:101 BW geheel te vervallen. Volgens de rechtbank vervalt
rechter omtrent toekomstige ontwikkelingen.”
de vergoedingsplicht ook reeds op grond van het bepaalde
Verder is voor wat betreft de ook in de onderhavige zaak
in art. 6:98 BW, daar het inkomensverlies na april 1999
aan de orde gekomen waarde van statistisch materiaal een
niet langer als gevolg van het ongeval aan de verzekeraar
verwijzing naar HR 14 januari 2000, NJ 2000, 437 (Van
moet worden toegerekend, maar aan omstandigheden die
Sas/Interpolis) op zijn plaats: “Bij het begroten van de
voor rekening van de vrouw zelf komen. De vordering
schade bestaande in het verlies aan arbeidsvermogen moetrekening worden gehouden met een redelijke verwachtingomtrent toekomstige ontwikkelingen; de rechter kan met hetCommentaar verlies van keuzemogelijkheden weliswaar zoveel mogelijk in
Tijdens de PIV-Jaarconferentie 2005 verdedigde Van
het voordeel van het slachtoffer rekening houden doch zulks
Wassenaer dat niet te snel de schadebeperkingsplicht aan
brengt niet mee dat moet worden uitgegaan van de moge-
een benadeelde mag worden tegengeworpen. Ze haalde
lijkheid van het slachtoffer (lerares) om tot het bereiken van
een mooi citaat aan van Lord Mac Millan: “It is often easyde leeftijd van 65 jaar te blijven werken. Het is aan de fei-after an emergency has passed to criticise the steps whichtenrechter voorbehouden om goede en kwade kansen m.b.t.have been taken to meet it, but such criticism does not comewell from those who have themselves created the emergency”.
Als voorbeeld van een (andere) casus uit de lagere recht-
Zij gaf aan dat zij de keuzevrijheid van de benadeelde par-
spraak waarin het belang van statistische gegevens wordt
tij een belangrijk goed acht en dat het aansprakelijkheids-
benadrukt, wordt op deze plaats verwezen naar een vonnis
recht een ander bestel is dan bijvoorbeeld het systeem van
van de Rechtbank Zwolle d.d. 28 februari 2001, zaaknr./rolnr.
sociale verzekeringen. Zij stelde daarbij ook dat het vol-
50794/HA ZA 99-963, dat op zowel PIV-Kennisnet als
doen aan de schadebeperkingsplicht een tegenprestatie
www.stichtingpiv.nl is gepubliceerd. Verder zijn Hof
Arnhem 11 april 1995 en 7 mei 1996, VR 1996, 209 een
De door haar geformuleerde uitgangspunten zijn valide.
voorbeeld van rechtspraak waarin het overgaan van full-
In de schaderegelingspraktijk zijn zij ook zeer bruikbaar,
time naar parttime werk na het krijgen van kinderen aan
mits de benadeelde terecht en oprecht handelt op basis
de orde is gekomen. Rechtbank Den Bosch 28 april 2000,
van wederkerigheid van die uitgangspunten. Raakt de
VR 2001, 5 tenslotte, illustreert net als de in dit artikel
wederkerigheid zoek, dan zal de rechter het standpunt van
besproken casus, dat van schade wegens verlies van
een aansprakelijke verzekeraar dat de schadebeperkings-
arbeidsvermogen geen sprake is, indien de eisende partij
plicht is geschonden honoreren. De onderhavige casus is
P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5 Buitengerechtelijke kosten, reikwijdte art. 6:96 BW HR 18 februari 2005, C03/185HR, LJN-Nr. AR6164
(sub b) en de redelijke kosten ter verkrijging van voldoe-
ning buiten rechte (sub c), behoudens voorzover in hetgegeven geval krachtens art. 241 Wetboek van BurgerlijkeRechtsvordering (Rv) de regels betreffende de proceskos-ten van toepassing zijn. Kosten van voorbereiding van de dagvaarding, processtukkenen kosten ter instructie van de zaak (feitengaring door eenadvocaat, juridische analyse, bewijsgaring) vallen onder debepalingen uit Rv met betrekking tot de proceskosten. Eenproceskostenveroordeling is een forfaitaire vergoeding dieveelal leidt tot een niet-volledige vergoeding. Art. 6:96 lid 2BW daarentegen geeft aanspraak op volledige van de werke-lijk gemaakte (advocaat)kosten ter verkrijging van voldoe-Inleiding ning buiten rechte, voorzover deze redelijk zijn.
Het hier te bespreken arrest heeft betrekking op eenbrandzaak, niet op een letselzaak. Gezien de oordelen van
de Hoge Raad met betrekking tot de buitengerechtelijke
Op 6 februari 1996 ontstond brand in de bedrijfsgebou-
kosten is het arrest echter voor de (personen)schaderege-
wen van [Eiseressen]. Het betrof een tuinbouwbedrijf dat
ling door verzekeraars van belang. In het buitengerechte-
zich hoofdzakelijk bezighield met het produceren van wit-
lijke schaderegelingstraject en in rechte zorgt deze post
lof. Ten tijde van de brand werd het bedrijf geëxploiteerd
voor de nodige discussie. De grondslag voor de vordering
door een vader en diens drie zonen die allen aandelen
tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten dient te
hadden via eigen houdstermaatschappijen. In [Eiseressen]
worden gevonden in de wet, onrechtmatige daad of over-
waren de bedrijfsgebouwen ingebracht. De bedrijfsgebou-
eenkomst. De verzekeraar is vaak de partij die de buiten-
wen waren sinds 1994 tegen brand verzekerd bij Aegon.
gerechtelijke kosten van de benadeelde dient te voldoen.
[Eiseressen] meldden de brandschade direct bij Aegon. De
In voorkomende gevallen, met name in dekkingskwesties
voor partijen optredende taxateurs taxeerden de schade bij
en polisgeschillen, maar ook in geval van onrechtmatig
akte van taxatie van augustus 1996 op ƒ 9,1 miljoen. Als
handelen door de benadeelde, kan ook de verzekeraar ver-
voorschot op de definitieve schade-uitkering voldeed
goeding van buitengerechtelijke kosten vorderen. Ten aan-
Aegon een bedrag van ƒ 1,8 miljoen aan [Eiseressen].
zien van toewijzing en begroting van buitengerechtelijke
Aan de taxatie van de schade ging uitgebreid onderzoek
kosten bestaat in de praktijk (in rechte) een belangrijke
vooraf door een technisch expertisebureau. De expert
sprak in het kader van het onderzoek tevens met voor-
Art. 6:96 lid 2 sub b en c BW regelt de vergoeding van
buitengerechtelijke kosten. De vergoeding is gerelateerd
De polisvoorwaarden van Aegon bepaalden onder meer:
aan de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets. Vereist is
“6.1. Zodra de verzekeringnemer kennis draagt van een
dat, in de gegeven omstandigheden, de kosten redelijk zijn
gebeurtenis die voor de maatschappij tot een verplichting tot
en de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzake-
uitkering kan leiden, is hij verplicht:
lijk waren. De dubbele redelijkheidstoets zorgt in de prak-
(.) 6.1.3. zijn volle medewerking te verlenen bij de regeling
tijk voor veel discussie, zeker in het geval het tot een pro-
van de schade en alles na te laten, wat de belangen van de
cedure komt. Dan is er overlapping mogelijk van de
buitengerechtelijke kosten met de proceskosten. Art. 6:96
(.) 6.1.5. de aanwijzingen van de maatschappij nauwkeurig
lid 2 BW bepaalt uitdrukkelijk dat als vermogensschade
op te volgen en de terzake van de schade gestelde vragen vol-
mede voor vergoeding in aanmerking komen de redelijke
ledig en naar waarheid te beantwoorden.
kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid
6.2. Deze verzekering geeft geen dekking, indien de verzeke- > P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5 vervolg van pagina 14 ringnemer een van deze verplichtingen niet is nagekomen en
reconventionele vordering, en dan met name om de vor-
daardoor de belangen van de maatschappij heeft geschaad.”
deringen tot terugbetaling van de betaalde kosten van
Eén van de zonen verklaarde kort voor de brand slijp-
onderzoek en schadevaststelling en van de betaalde bui-
werkzaamheden te hebben uitgevoerd in de werkplaats.
tengerechtelijke kosten van rechtsbijstand. [Eiseressen]
Het brandonderzoek werd daardoor van meet af aan
geconcentreerd op de werkplaats en de machinekamer. Aegon ontving een anonieme tip dat de brand niet het
Rechtbank
gevolg zou zijn geweest van het uitvoeren van de slijp-
De rechtbank besliste dat de verzekeraar op grond van art.
werkzaamheden, maar van een brandende zelfgebouwde
6.1 en 6.2 van de polisvoorwaarden geen dekking onder
allesbrander. Tijdens het onderzoek werd de aanwezigheid
de verzekeringsovereenkomst hoefde te verlenen. De
van een zelfgebouwde allesbrander bewust verzwegen. Nu
rechtbank ging uitgebreid in op de feiten en kwam tot de
verzekeringnemer informatie, tot verstrekking waarvan hij
conclusie dat [Eiseressen] zich bewust waren geweest van
verplicht was, had achtergehouden, weigerde Aegon dek-
de relevantie van de aanwezigheid van de allesbrander met
het daarop aangesloten olievat voor het onderzoek naar de
Aegon deelde [Eiseressen] bij brief van 21 augustus 1996
oorzaak van de brand en dat de aanwezigheid van de
mee geen dekking te verlenen onder de polis. De dek-
brander bewust was verzwegen. Daardoor was Aegon vol-
kingsweigering was gebaseerd op voormelde polisbepa-
gens de rechtbank in haar belangen geschaad en de vorde-
ling. De verlangde schadevergoedingen onder de verzeke-
ringen van [Eiseressen] werden afgewezen.
ringsovereenkomsten werden afgewezen en Aegon maakte
In reconventie wees de rechtbank de vordering tot terug-
aanspraak op terugbetaling van het betaalde voorschot.
betaling van het voorschot toe. De vordering tot vergoe-
[Eiseressen] wensten dekking onder de polis en startten
ding van onderzoek en schadevaststelling wees de recht-
bank tot een bedrag van ƒ 221.034,01 toe. De in de
[Eiseressen] vorderden in conventie een verklaring voor
gevorderde geldsom begrepen kosten van de schade-
recht dat de schade die als gevolg van de brand van 6
expert ter hoogte van ƒ 25.329,70 werden niet toegewezen,
februari 1996 is ontstaan was gedekt onder de brandpolis
nu niet aannemelijk was dat deze kosten niet ook hadden
en uitkering van het schadebedrag vermeerderd met
moeten worden gemaakt als [Eiseressen] de allesbrander
bedrijfsschade die het gevolg is van de dekkingsweigering
hadden gemeld. De vordering tot vergoeding van buiten-
van Aegon. Aegon bestreed de vorderingen en diende een
gerechtelijke kosten van rechtsbijstand ter hoogte van
reconventionele vordering in en vorderde bij vonnis, voor-
ƒ 113.070,30 wees de rechtbank af omdat zij aannam dat
de betreffende werkzaamheden dienden ter instructie van
1. “te verklaren voor recht dat Aegon niet gehouden is dek-
de procedure, waarvoor de proceskostenveroordeling een
king te verlenen voor enigerlei door [Eiseressen] geledenschade als gevolg van de brand van 6 februari 1996;
[Eiseressen] stelden hoger beroep in, Aegon stelde inci-
2. [Eiseressen] hoofdelijk (althans gezamenlijk) te veroorde-len tot (terug)betaling aan Aegon van NLG 1,8 miljoen,vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf31 augustus 1996 tot aan de dag der algehele voldoening;
Het gerechtshof bekrachtigde de afwijzing van de vorde-
3. [Eiseressen] hoofdelijk (althans gezamenlijk) te veroordelen
ringen van [Eiseressen] door de rechtbank. Het hof
tot vergoeding van de door Aegon betaalde kosten van
tekende hierbij nog aan dat ook de redelijkheid en billijk-
onderzoek en schadevaststelling verband houdende met de
heid die partijen tegenover elkaar bij de uitvoering van de
brand van 6 februari 1996, te begroten op NLG 246.363,71,
verzekeringsovereenkomst in acht hebben te nemen mee-
vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
brengt dat de verzekerde de verzekeraar binnen redelijke
31 augustus 1996, althans vanaf 24 november 1996,
termijn alle inlichtingen en bescheiden verschaft die voor
althans vanaf 9 juni 1998 tot aan de dag der algehele vol-
deze van belang zijn om de uitkeringsplicht te beoordelen.
Het hoger beroep van Aegon richtte zich tegen het oordeel
4. [Eiseressen] hoofdelijk (althans gezamenlijk) te veroorde-
van de rechtbank tot afwijzing van de vordering in recon-
len tot vergoeding van de door Aegon betaalde buitenge-
ventie tot vergoeding van de kosten van de schade-expert
rechtelijke kosten van rechtsbijstand verband houdend
ten bedrage van ƒ 25.329,70 en tot afwijzing van de ver-
met de brand van 6 februari 1996, te begroten op NLG
goeding van buitengerechtelijke kosten. Het hof liet het
113.070,30, althans nader op te maken bij staat en te ver-
oordeel van de rechtbank met betrekking tot de afwijzing
effenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke
van de kosten van de schade-expert in stand en overwoog
rente vanaf 9 juni 1998 tot aan de dag der algehele vol-
daarbij nog dat de omstandigheid dat Aegon een beroep
toekwam op de polisvoorwaarden en de verzekering dien-
Het arrest van de Hoge Raad draait uiteindelijk om deze
tengevolge geen dekking gaf, niet meebracht dat Aegon
P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5 vervolg van pagina 15
daarmee ook gerechtigd was de kosten van het door haar
ten van rechtsbijstand. Meer specifiek tegen de overweging
ingeschakelde expertisebureau op [Eiseressen] te verhalen.
van het hof dat niet is gebleken dat deze kosten niet moe-
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de kosten
ten worden aangemerkt als kosten ter voorbereiding van
van buitengerechtelijke rechtsbijstand overwoog het hof,
de gedingstukken en ter instructie van de zaak, die zijn
kort samengevat, dat niet was gebleken dat deze kosten
begrepen in het bij de veroordeling in de proceskosten toe-
niet moesten worden aangemerkt als kosten ter voorberei-
gepaste tarief, en evenmin dat de raadsman van Aegon
ding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak,
naast de gebruikelijke werkzaamheden in verband met de
die zijn begrepen in het bij de veroordeling in de proces-
voorbereiding van de gedingstukken en de instructie van
kosten toegepaste tarief, en evenmin dat de raadsman van
de zaak nog andere werkzaamheden heeft verricht.
Aegon naast de gebruikelijke werkzaamheden in verband
De Hoge Raad gaat bij de beoordeling van dit onderdeel
met de voorbereiding van de gedingstukken en de instruc-
eerst in op het onderscheid tussen buitengerechtelijke kos-
tie van de zaak nog andere werkzaamheden had verricht.
ten en proceskosten: “Ten aanzien van buitengerechtelijke
Beide partijen gingen in cassatie. De door [Eiseressen]
kosten van rechtsbijstand geldt dat zij op de voet van artikel
aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden. Het
6:96 BW voor vergoeding in aanmerking komen, onder meer
principale cassatieberoep werd verworpen. Aegon stelde
als het gaat om redelijke kosten ter verkrijging van voldoe-
incidenteel cassatieberoep in tegen de oordelen van het
ning buiten rechte, behoudens ingeval krachtens art. 241 Rv.
hof ten aanzien van de vorderingen tot vergoeding van de
de regels omtrent proceskosten van toepassing zijn. Deze laat-
kosten van de schade-expert en tot vergoeding van de kos-
ste uitzondering doelt op verrichtingen waarvoor de proces-
ten van buitengerechtelijke rechtsbijstand. kosten een vergoeding plegen in te sluiten; daarbij gaat hetom de situatie dat een procedure volgt nadat eerst met hetHoge Raad oog op het in die procedure te beslechten geschil kosten vanKosten van onderzoek en schadevaststellingrechtsbijstand zijn gemaakt. Gedacht kan dan worden aan
Onderdeel I van het cassatiemiddel klaagt dat het hof is
bijvoorbeeld een aan die procedure voorafgaande aanmaning
voorbijgegaan aan essentiële stellingen van Aegon dat
of een andere eenvoudige brief. Dit een en ander is niet alleen
[Eiseressen] bewust voor de schade-expert en Aegon de
van toepassing op degene die voldoening van een vordering
veroorzaking van de brand door de allesbrander hebben
verlangt, maar moet van overeenkomstige toepassing worden
verzwegen en dat [Eiseressen] hebben getracht dit ook
geacht op degene op wie een ander pretendeert een vordering
overigens voor hen te verdoezelen, terwijl de schade-
te hebben en die buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand
expert daardoor onnodige onderzoekshandelingen heeft
maakt teneinde zich tegen die vordering te verweren.”
verricht. Het onderdeel verwijt het hof voorts het uitdruk-
Het onderdeel klaagt dat het hof door aan essentiële stel-
kelijke aanbod van Aegon de aard en de noodzaak van
lingen van Aegon - die erop neerkomen dat deze kosten
deze kosten te bewijzen te hebben gepasseerd.
zijn gemaakt in verband met wanprestatie en/of onrecht-
De Hoge Raad ten aanzien van onderdeel 1: “Deze klachten
matig handelen van [Eiseressen] - voorbij te gaan en door
treffen doel. Door niet te onderzoeken of de desbetreffende
het passeren van haar ook op de buitengerechtelijke kos-
stellingen van Aegon voldoende grond opleveren voor een
ten van rechtsbijstand betrekking hebbende aanbod de
vordering tot schadevergoeding wegens wanprestatie of
aard en noodzaak van deze kosten te bewijzen, een onjuist
onrechtmatige daad van [Eiseressen] en het bewijsaanbod
dan wel onvoldoende gemotiveerd oordeel heeft gegeven. van Aegon met betrekking tot de aard en noodzaak van de
De Hoge Raad verwijst naar zijn hiervoor weergegeven
kosten, te passeren, heeft het hof blijk gegeven van een
oordeel met betrekking tot onderdeel I en overweegt ver-
onjuiste rechtsopvatting indien het ervan zou zijn uitgegaan
der: “Door niet te onderzoeken of de hier bedoelde kostendat het vervallen van de dekking op grond van de polisvoor-van buitengerechtelijke rechtsbijstand op grond van wan-waarden meebrengt dat geen plaats is voor een op wanpres-prestatie of onrechtmatige daad voor vergoeding in aanmer-tatie of onrechtmatige daad van [Eiseressen] gegronde vor-king zouden kunnen komen en het mede op deze kostendering van Aegon. Indien het hof niet van deze onjuistebetrekking hebbende bewijsaanbod te passeren, heeft het hofrechtsopvatting is uitgegaan, heeft het onvoldoende inzichthetzij blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting omtrentgegeven in zijn gedachtegang, aangezien dan niet duidelijk isart. 6:96 lid 2, aanhef en onder c, BW in verbinding met art.op grond waarvan de door Aegon aangevoerde stellingen,241 Rv., hetzij zijn oordeel ontoereikend gemotiveerd.”indien juist, ontoereikend zouden zijn om zodanige vorde-ring daarop te doen steunen.”CassatieDe Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van
Buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand
[Eiseressen] Het cassatieberoep van Aegon slaagt. Het
Onderdeel II van het cassatiemiddel richt zich met rechts-
arrest van het Gerechtshof Den Haag wordt vernietigd en
en motiveringsklachten tegen het oordeel van het hof met
het geding wordt ter verdere behandeling en beslissing
betrekking tot de vordering van de buitengerechtelijke kos-
verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam. Het Hof
P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5 vervolg van pagina 16
Amsterdam zal hebben te onderzoeken of er sprake is van
uitsluitend recht op de forfaitaire proceskostenveroorde-
wanprestatie of onrechtmatig handelen aan de zijde van
ling. Toepassing van art. 6:96 lid 2 BW veronderstelt dat er
[Eiseressen] en zo ja, tot welke schade dat aan de zijde van
een wettelijke verplichting tot schadevergoeding bestaat.
Zo geeft het enkele feit dat men een ander in rechte heeftbetrokken en dientengevolge in het ongelijk is gesteld, wel
Commentaar
grond voor een veroordeling in de proceskosten van die
Gezien de heldere en vaststaande feiten in deze zaak meen
ander, maar geen grond voor een veroordeling daarnaast
ik dat geconcludeerd kan worden dat [Eiseressen] tekort
tot voldoening van gemaakte buitengerechtelijke kosten -
zijn geschoten in de nakoming van de verzekeringsover-
eenkomst, dan wel dat zij onrechtmatig gehandeld heb-
Daarvoor is dus een tekortkoming in de nakoming of
ben. Rechtbank en hof hebben dan ten onrechte de pro-
onrechtmatig handelen van de eisende partij vereist, als
ceskostenregeling uit Rv toegepast. Aegon had wellicht,
gevolg waarvan de kosten zijn gemaakt. De Hoge Raad
zeker na de afwijzing in eerste aanleg, meer expliciet een
heeft duidelijkheid geschapen. Gezien de oordelen in fei-
beroep op tekortkoming in de nakoming en/of onrecht-
telijke instanties is het raadzaam om in dergelijke gevallen
matige daad en art. 6:96 BW kunnen doen. De vorderin-
uitdrukkelijk een beroep te doen op de tekortkoming in
gen van Aegon met betrekking tot de buitengerechtelijke
de nakoming of de onrechtmatige daad. Voorkomen dient
kosten zullen mijns inziens na verwijzing (deels) dienen te
te worden dat de vordering eenvoudig wordt afgewezen,
worden toegewezen. Het verwijzingshof dient ter vaststel-
althans zeer beperkt wordt toegewezen, met toepassing
ling van de buitengerechtelijke kosten natuurlijk wel de
dubbele redelijkheidstoets uit art. 6:96 BW toe te passen.
Ook voor letselzaken, zowel in als buiten rechte, is de
Een helder en goed arrest. Uiteraard heeft ook de partij
inhoud van het arrest van belang. Met name in zaken
die in reconventie als eisende partij optreedt de mogelijk-
waarin de aansprakelijkheid vaststaat en het gaat om
heid buitengerechtelijke kosten te vorderen. Rechtbank en
afwikkeling van de schade van de benadeelde, speelt infor-
hof hebben dat gedeeltelijk miskend, misschien wel van-
matieverschaffing door de benadeelde een grote rol. In de
wege de hoogte van de gevorderde bedragen. De vraag wat
buitengerechtelijke fase wordt de verzekeraar regelmatig
redelijk is, dient de feitenrechter te beoordelen. De Hoge
(al dan niet bewust) essentiële (medische) informatie ont-
Raad maakt duidelijk dat alleen eenvoudige en duidelijk
houden. Daardoor kan de vordering van de benadeelde
ter instructie van de procedure verrichte werkzaamheden
niet goed worden beoordeeld. Als verzekeraar is het raad-
onder de proceskostenveroordeling vallen. Het belang van
zaam om in dergelijke gevallen vanaf de aanvang van de
afbakening van de buitengerechtelijke kosten ten opzichte
schaderegeling goed onderbouwd te omschrijven welke
van de proceskosten is met de inhoud van de art. 6:96 BW
en 241 Rv gegeven. In de inleiding schreef ik over de grotemate rechtsverscheidenheid op dit punt. Wellicht dat dit
arrest deze rechtsverscheidenheid doet verdwijnen.
Blijft de informatie lange tijd uit, maar wordt zij verschaft
Opvallend is dat de A-G het oordeel van het hof dat de
voordat één van de betrokken partijen zich genoodzaakt
gevorderde kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand
ziet de vordering in rechte te laten begroten, dan recht-
geacht moeten worden te vallen onder art. 241 Rv, niet
vaardigt dat mijns inziens dat de gevorderde vergoeding
onbegrijpelijk vindt. Wel concludeert hij op basis van
voor buitengerechtelijke kosten slechts zeer beperkt wordt
onderdeel I tot vernietiging. Aegon dient in de gelegen-
voldaan. In een dergelijk geval kan er immers niet worden
heid te worden gesteld aan te tonen welke expertisekosten
gesproken van redelijke kosten ter vaststelling van schade
niet gemaakt hadden behoeven te worden in geval
en redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten
[Eiseressen] aan de regeling van de schade hadden meege-
rechte. De daardoor onnodige en ten onrechte gemaakte
werkt. De Hoge Raad gaat - gelukkig - een stap verder.
kosten kunnen naar mijn mening door de verzekeraar inmindering worden gebracht. Blijft relevante informatie
Belang van het arrest voor de letselschadepraktijk
ten onrechte gedurende lange tijd uit, dan is er daarnaast
reden om de gevorderde wettelijke rente niet of slechts
Iedere crediteur van een geldvordering die niet wordt vol-
daan heeft ingevolge het bepaalde in art. 6:96 lid 2 aanhefen onder c BW recht op redelijke kosten ter verkrijging
van voldoening buiten rechte. Een verwerende partij die
Komen partijen er, door het niet verschaffen door bena-
voorafgaande aan een gerechtelijke procedure aanzienlijke
deelde van ter bepaling van de schade essentiële informa-
kosten van verweer (te omschrijven als redelijke kosten ter
tie, buiten rechte niet uit, dan zal één van de partijen het
vaststelling van schade en aansprakelijkheid) heeft
initiatief moeten nemen en een procedure moeten starten.
gemaakt, heeft in beginsel, bij afwijzing van de vordering,
Ter voorkoming van het oplopen van het te vergoeden
P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5 vervolg van pagina 17
bedrag aan wettelijke rente en het te vergoeden bedrag aan
mee kan. De Hoge Raad benadrukt bovendien dat alleen
buitengerechtelijke kosten kan de verzekeraar de bena-
eenvoudige en duidelijk ter instructie van de procedure
deelde in rechte betrekken en een verklaring voor recht
verrichte werkzaamheden onder de proceskostenveroorde-
vragen ter begroting van de schade en/of tot het verstrek-
ling vallen. Kortom, duidelijkheid voor de feitenrechter.
ken van de relevante informatie. Daarbij kan de verzeke-
Gezien de systematiek van de wet is wanprestatie of een
raar dan een vordering tot vergoeding van buitengerechte-
onrechtmatige daad van de eisende partij vereist, wil de
verwerende partij via een eis in reconventie een beroepkunnen doen op art. 6:96 BW. Een beroep op art. 6:96 BW
zonder meer, door de verwerende partij, gaat te ver. De
Heeft de verzekeraar door het uitblijven van essentiële
Hoge Raad heeft bepaald dat aan de vrijheid om een
informatie onnodige kosten gemaakt, die hij bij directe
ander in rechte te betrekken geen aansprakelijkheid mag
ontvangst daarvan (al dan niet op gespecificeerd verzoek),
worden verbonden voor de kosten die worden veroorzaakt
niet zou hebben gemaakt, dan kan de verzekeraar die kos-
door het onterechte gebruik van die vrijheid - HR 27 juni
ten van de benadeelde vorderen. Het dient naar mijn
1997, NJ 1997, 651, A. C. van Schaik, Proceskosten en bui-
mening steeds te gaan om essentiële informatie ter begro-
tengerechtelijke kosten, NTBR 2000, 7, p. 313.
ting van de schade (of ter vaststelling van de aansprake-
In HR 17 december 2004, RvdW 2005, 2 overwoog de
lijkheid). Om die reden is het van belang dat de verzeke-
Hoge Raad dat bij het bestaan van een op de wet geba-
raar in een vroeg stadium gemotiveerd aangeeft welke
seerde forfaitaire regeling van de proceskosten - in die
informatie hij wenst te ontvangen en waarom. Blijkt de
zaak art. 8:75 Awb jo. Besluit Proceskosten Bestuursrecht -
specifieke informatie voorhanden en ten onrechte niet
slechts in zeer bijzondere gevallen grond bestaat de partij
verschaft, dan kan de verzekeraar de daardoor onnodig
die in een procedure in het ongelijk is gesteld, op grond
gemaakte kosten mijns inziens in mindering brengen op
van onrechtmatige daad te veroordelen tot vergoeding van
de gehele schade die de wederpartij als gevolg van het voe-
Treedt de verzekeraar in rechte op als eisende partij, dan
ren van die procedure heeft geleden. Het gehanteerde
kan hij stellen dat de vergoeding verminderd dient te wor-
liquidatietarief bij een proceskostenveroordeling heeft
den met de door hem ten onrechte gemaakte kosten, als
geen wettelijke basis, maar wordt gehanteerd door de
gevolg van toerekenbaar onrechtmatig handelen door de
rechtbanken en hoven. De tarieven zijn niet bindend. In
benadeelde of de gemaakte kosten separaat vorderen.
de praktijk leidt de forfaitaire proceskostenveroordeling
Treedt de verzekeraar in rechte op als gedaagde partij dan
van de eisende partij in de kosten van de verwerende par-
dient er, indien het belang (de hoogte van de onnodig
tij veelal tot een onbillijke en niet reële vergoeding. Om
gemaakte kosten) dat rechtvaardigt, een reconventionele
die reden wordt wel gepleit voor een hogere of volledige
vordering te worden ingediend. Voor toewijzing daarvan
proceskostenveroordeling - P.J.M. von Schmidt auf
is een vereiste dat vast komt te staan dat de benadeelde
toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld. De verzeke-
Rechters dienen dan bij een proceskostenveroordeling
meer dan thans geschiedt af te wijken van de forfaitaireproceskostenveroordeling, zodat ook de verwerende partij
de werkelijk gemaakte kosten vergoed krijgt. Volledige ver-
Kortom, een belangrijk en interessant arrest. Als een ver-
zekeraar door de benadeelde wordt belemmerd in de uit-voering van het door hem voorgestane actieve schaderege-
De winst van het hier besproken arrest is dat de verzekeraar
lingsbeleid, en de verzekeraar daardoor onnodige
de - als gevolg van het handelen of nalaten van de bena-
buitengerechtelijke kosten maakt, zijn er goede gronden
deelde - onnodig gemaakte kosten als kosten in de zin van
om over te gaan tot (financiële) sanctionering van het
art. 6:96 BW van de benadeelde kan vorderen. Het onnodig
handelen of nalaten van de benadeelde door de door de
maken van kosten als gevolg van het handelen of nalaten
verzekeraar gemaakte buitengerechtelijke kosten van de
van de benadeelde is blijkens het arrest van de Hoge Raad te
benadeelde te vorderen. Ingeval van bedrog of bewuste
beschouwen als een bijzonder geval om benadeelde op grond
misleiding van de verzekeraar door de benadeelde is het
van onrechtmatige daad te veroordelen tot vergoeding van
evident dat de verzekeraar een (reconventionele) vorde-
de gehele schade die de verzekeraar als gevolg van het voeren
ring uit onrechtmatige daad kan instellen. Een arrest waar
de verzekeraar als verwerende partij in de praktijk iets
P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5 Project PIV Audit 2004 geslaagd afgesloten en wegens succes ook aangeboden in 2005 en 2006
Op welk kwaliteitsniveau bevindt de afwikkeling van per-
een apart gedeelte van het PIV-Kennisnet wordt de infor-
sonenschade zich? Het PIV biedt de deelnemende maat-
matie digitaal verzameld en verwerkt. Naast een verbete-
schappijen de PIV Audit aan. Door middel van deze toet-
ring van efficiëntie en accuratesse, geeft dit op de dag van
sing op basis van self-assessment kan worden bekeken hoe
de audit zelf al direct inzicht in de resultaten van de
verzekeraars omgaan met de geldende regels en in welke
mate sprake is van kwaliteitsborging. De eindrapportage
In 2004 namen 22 verzekeraars deel. Unaniem hebben zij
van een gehouden audit geeft onder andere concrete actie-
aangegeven dat de audit voldoende handvatten biedt voor
punten waarmee de betreffende verzekeraar zijn kwaliteit
het ontplooien van concrete verbeteracties. Uit de evalu-
atie met de managers van de deelnemende maatschap-pijen blijkt dat ieder van hen concrete invulling geeft aan
Pioniersjaar 2003
de verbeteracties die uit de audit naar voren zijn gekomen.
Met de oprichting van een projectgroep werd begin 2003het startschot gegeven voor het pilot traject van de PIV
Toekomst
Audit. De audit richt zich met name op aspecten van
Tot genoegen van de projectgroep PIV Audit 2004 zijn de
communicatie, bejegening en termijnen. Op basis van de
deelnemers van mening dat er in 2005 en 2006 een ver-
wet, gedragscodes, bedrijfsregelingen en richtlijnen kreeg
de PIV Audit vorm en inhoud. De audit is in 2003 als
Het Bestuur van het PIV heeft op 3 februari 2005 enthou-
proef (pilot) bij drie maatschappijen gehouden. Een uitge-
siast gereageerd op het project PIV Audit 2004. Op dit
breide beschrijving hiervan verscheen in PIV-Bulletin
moment werkt de beheerorganisatie hard aan de voorbe-
reidingen. Binnenkort ontvangen alle in het PIV deelne-mende verzekeraars een uitnodiging voor de PIV Audit
Project PIV Audit 2004
De audit is in 2004 verder ontwikkeld en verbeterd. Zo
Het PIV rekent op veel aanmeldingen om zo een krachtige
zijn bijvoorbeeld de gehanteerde vragenlijsten aangepast
impuls aan kwaliteitsverbetering te kunnen geven.
aan ervaringen van het pilot project. Een andere grote
Mr. C. H. Insinger - London Verzekeringen,
stap in 2004 betreft de automatisering van het project. Via
P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5 PIV Overeenkomst buitengerechtelijke kosten: de tussenstand
Op 1 november 2004 is een start gemaakt met de PIVOvereenkomst buitengerechtelijke kosten, met als
ingangsdatum in beginsel 1 januari 2005. De overeen-
komst heeft als doel het verminderen van de discussies
over de buitengerechtelijke kosten in letselzaken. Drieëntwintig verzekeraars en tien belangenbehartigers
zijn druk bezig met het aangaan van bilaterale overeen-
komsten. Omdat afspraken moeten worden gemaakt over
de reeds lopende zaken voordat een overeenkomst wordt
gesloten, vergt de voorbereiding - zeker bij grotere par-tijen - soms de nodige tijd.
Wanneer alle overeenkomsten zijn gesloten, zullen dat er
ongeveer 230 zijn. Intussen zijn er 87 gesloten - zie onze
Meer informatie over de PIV Overeenkomst buitengerech-telijke kosten vindt u in PIV-Bulletin 2004, 8. Het PIV-Bulletin is een regelmatig verschijnende uitgave van de Stichting Personenschade Instituut van Verzekeraars. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder uitdrukkelijke toestemming van de redactie. Redactiesecretariaat Mevrouw J.M. Polman, Stichting PIV Postbus 93450 2509 AL Den Haag Telefoon: 070 333 88 73 Telefax: 070 333 88 33 piv@verzekeraars.nl Website: www.stichtingpiv.nl M.m.v. drs. P.J.M. van Steen, journalist Creatie & realisatie: Artmark BNO, Rijswijk P I V- B u l l e t i n / J a a r g a n g 8 , a p r i l 2 0 0 5
T O N Y W I G H T G A L L E R Y 845 West Washington Boulevard | Chicago 60607 | t. 312.492.7261 | info@tonywightgallery.com Dannielle Tegeder American, b. 1971 Lives and works in New York EDUCATION MFA School of the Art Institute of Chicago BFA State University of New York at Purchase Amsterdam School of Fine Arts, The Netherlands Arrangements to Ward Off Accidents, Priska C. Juschka Fine
4ª REUNIÓN PROGRAMA CONSOLIDER TRAGUA – 17, 18 y 19 de junio de 2009, Alicante Tratamiento y Reutilización de Aguas Residuales para una Gestión Sostenible Removal of emerging pollutants in urban wastewater through biological treatment followed by ozonation (1) AUTORES:Roberto Rosal, Antonio Rodríguez, Pedro Letón, María José Gómez, José Antonio Perdigón, Alice Petre, Kari